6.3
Condenseerbare dampen verpompen
Standaarduitvoering
van gasballastklep
Temperatuurregeling
Als de procesgassen hoge concentraties van condenseerbare dampen bevatten, dan
moet de draaischuifpomp met gasballast (d.w.z. met een geopend gasballastventiel)
worden gebruikt.
Slecht eindvacuüm en beschadiging van de pomp!
Gevaar voor condensatie en corrosie door het overschrijden van de vochtbestendig-
heid tijdens het bedrijf zonder gasballast of bij een ontoereikende toevoer van spoel-
gas.
De dampen uitsluitend met een warme pomp en een geopend gasballastventiel af-
pompen.
Om de bedrijfsvloeistof na het einde van het proces te reinigen, moet de pomp met
een gesloten vacuümflens en een geopend gasballastventiel nog ongeveer 30 min.
langer draaien.
Door het inlaten van gasballast wordt de uitstoot van het condensaat verbeterd en be-
reikt de pomp weer sneller het gespecificeerde eindvacuüm.
Het gasballastventiel wordt door het naar rechtsdraaien in stand 0 gesloten en door het
naar links draaien in stand 1 geopend. Een tussenstand is niet mogelijk.
Fig. 11: Gasballastklep 161 in standaarduitvoering
Om de uitstoot van vloeistoffen bij het afpompen van grotere hoeveelheden condenseer-
bare damp verder te verbeteren, moet de pomp in de temperatuurregeling worden be-
dreven. Daarbij wordt de beluchter tijdelijk uitgeschakeld om de bedrijfstemperatuur van
de pomp te verhogen.
Gasballastklep openen; daarvoor de kap op de gasballastklep 161 zo draaien, dat bei-
de gaten in lijn liggen.
Brug tussen Pin 2 en Pin 3 op remote-aansluiting 50.1 aanbrengen om de tempera-
tuurregeling in te schakeling;
– confectioneerbare remote-stekker toepassen(zie p. 30, 12)
LET OP
geschlossen
geöffnet
closed
open
161
Bedrijf
19