Figuur 31
1. Zekeringen (onder de bestuurdersstoel)
2. U plaatst de zekering door deze omlaag in de houder
te drukken.
Onderhouden remmen
De parkeerrem controleren
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de
machine stopt of deze onbeheerd achterlaat. U moet
de parkeerrem elke dag controleren om er zeker van te
zijn dat deze goed werkt.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de aftakas uit.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Als de achterwielen blokkeren en slippen wanneer
u de machine naar voren probeert te duwen, hoeft
u de parkeerrem niet af te stellen. Maar als de
achterwielen draaien en niet blokkeren, moet u de
parkeerrem laten afstellen door een erkende Service
Dealer.
Bandenspanning controleren
De voor- en achterbanden moeten een spanning van
80 kPa hebben. Controleer de bandenspanning na elk
gebruik. De bandenspanning kan het best bij koude
banden worden gecontroleerd.
29