Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan
de benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als
deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd
stabilizer/ conditioner om het risico van harsachtige
afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk
te houden.
Brandstoftank vullen
1. Motor afzetten en parkeerrem in werking stellen.
2. Omgeving van beide brandstoftankdoppen reinigen
en doppen afnemen.
3. Vul beide brandstoftank bij met loodvrije, normale
benzine tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf de
onderkant van de vulbuis.
De ruimte in de tank geeft de benzine de kans om
uit te zetten. De brandstoftanks nooit helemaal
vullen.
4. Plaats de tankdoppen terug en zet ze goed vast.
5. Gemorste benzine opnemen.
Het motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik
neemt, moet u het oliepeil in het carter van de
motor controleren; zie Motoroliepeil controleren in
Onderhoud.
Motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in
werking stellen.
Opmerking: De motor start alleen wanneer u het
rempedaal intrapt.
3. Zet de rijsnelheidhendel in de neutraalstand (N)
(Figuur 9).
1. Rijsnelheidshendel
4. Schakel de aftakas uit (Figuur 10).
1. Uitschakelen
2. Inschakelen
5. Zet de gashendel op Choke (Figuur 11).
1. Choke
2. Snel
Opmerking: Als de motor heeft gelopen en warm
is, hoeft u deze stap niet uit te voeren.
13
Figuur 9
Figuur 10
3. Aftakas
Figuur 11
3. Langzaam