Uitwerpkanaal monteren
GEVAAR
Zonder aangebrachte grasgeleider, uitworpafsluiter
of complete grasvanger kunnen u of anderen
in aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met het draaiende
maaimes en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
• Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd
naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider
moet direct worden vervangen.
• Steek nooit handen of voeten onder het
maaidek.
• Probeer nooit de uitwerpzone of de maaibladen
te reinigen zonder eerst de aftakas uit te
schakelen en het contactsleuteltje op UIT te
draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje
en trek de bougiekabel van de bougie.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Schakel de aftakas uit.
3. Zet de rijsnelheidshendel in de neutraalstand
(uitsluitend model 70185).
4. Stel de parkeerrem in werking.
5. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
6. Verwijder het contactsleuteltje.
7. Til de grasvanger op en verwijder de R-pen en de
gaffelpen waarmee de uitwerpbuis is bevestigd aan
de achterplaat (Figuur 17).
8. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand.
9. Verwijder de bout, de ring en de moer waarmee
de uiteinden van de 2 strips aan elkaar vastzitten
(Figuur 19).
10. Trek de strips weg van het uitwerpkanaal.
Opmerking: Verwijder de strips niet van de
maaikast.
11. Verwijder de recyclerkap van de maaikast.
12. Monteer het uitwerpkanaal aan het maaidek.
13. Til de grasvanger op en monteer de gaffelpen en de
R-pen waarmee de uitwerpbuis is bevestigd aan de
achterplaat (Figuur 17).
14. Til de grasvanger op en monteer de gaffelpen en de
R-pen waarmee de uitwerpbuis is bevestigd aan de
achterplaat (Figuur 18).
15. Verbind de uiteinden van de 2 strips rond het
uitwerpkanaal zoals wordt getoond in Figuur 19.
16. Houd de gaten in de uiteinden van de strips recht
tegenover elkaar en zet de strips met de hand vast
aan elkaar met behulp van de bout, de ring en de
moer die u eerder hebt verwijderd (Figuur 19).
Tips voor bediening en
gebruik
• Om de beste resultaten te verkrijgen, moet u de
motor op het maximale toerental laten draaien.
Om het gras goed af te maaien is lucht nodig;
zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg dat de
maaimachine niet helemaal door ongemaaid gras
omgeven is. U moet altijd één kant van de machine
vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan
worden aangezogen.
• Laat het gras iets langer dan normaal, om te
voorkomen dat oneffenheden in het gras volledig
worden weggemaaid. Als u gras van meer dan
15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer
maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen.
• Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van
de lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien
wordt afgeraden, tenzij het gras dun is, of in de late
herfst, wanneer het gras langzamer groeit.
• Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat
het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een
betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering
en bemesting ten goede komt.
• Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per
jaargetijde. Om dezelfde maaihoogte te behouden,
wat een goede gewoonte is, moet u in het vroege
voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de
zomer afneemt, maait u minder vaak.
• Als het gras langer dan normaal is of als het een
hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte
hoger dan normaal instellen, het gras op deze
hoogte maaien en daarna het gras op de lagere,
normale hoogte maaien.
• Als u de machine moet stoppen tijdens het maaien,
kan er een kluit maaisel op het gazon terechtkomen.
Om dit te voorkomen, moet u als volgt te werk gaan:
– Schakel het maaimes in en rij naar een deel van
het gazon dat al is gemaaid.
– Om het maaisel gelijkmatig te verspreiden, zet
u de maaihoogte één of twee standen hoger en
rijdt u vooruit met de ingeschakelde messen.
20