4. Ingebruikname en bediening
4.10 Aanwijzing bij het maaien
De struikmaaier is bestemd voor het
maaien van halmgras en dun, niet hou-
ten struikgewas. Hij is echter niet ge-
schikt voor grasperken in parken.
Het grasoppervlak wordt met een hoge
omloopsnelheid van de vier draaibare
messen van de maairotor gemaaid en
tegen de uitwerpplaat aangedrukt, die
het snijdsel op zwaden legt.
Bij het maaien dient het te maaien op-
pervlak tegen de wijzers van de klok in
te worden bewerkt, zodat de struik-
maaier het snijdsel op de reeds gemaai-
de rechter zijde transporteert.
Indien het te maaien oppervlak te dicht,
doorgroeid, onderaan rottend is of plat
ligt, dient de werkbreedte van de maaier
overeenkomstig te worden verminderen,
zodat het snijdsel niet voor de maaier
opgehoopt wordt.
Indien dit toch zou gebeuren, de rijaan-
drijving uitschakelen, zodat de maaier
het opgehoopte snijdsel kan uitwerpen.
Indien de ruimte tussen de maairotor en
de uitwerping toch zou verstopt gera-
ken, dienen de rij- en maaiaandrijving
te worden uitgeschakeld, de motor af-
gezet en de ruimte te worden gereinigd.
De hoogte van het stoppelveld hangt af
van de onderste schijf en kan niet wor-
den veranderd. De schijf kopieert het
terrein. Daardoor is het mogelijk dat bij
het maaien van zeer oneffen terreinen,
de hoogte van het stoppelveld niet even-
redig uitvalt over het gehele terrein.
Tijdens het maaien erop letten dat de
onderste schijf steeds tegen de grond
ligt en niet wegspringt.
agria Struikmaaier 8000
4
27