De cassette identificeren en de onderzoeken naar het
Auto QC² softwarestation sturen met behulp van NX
De juiste procedure voor de identificatie van cassettes vindt u in de
gebruikershandleiding van NX.
Nadat de belichtingen zijn uitgevoerd en de beelden verzonden naar NX,
moeten de belichtingen naar het Auto QC² werkstation worden gezonden. Hoe
u beelden naar de bestemming kunt zenden, leest u in de
gebruikershandleiding van NX.
Zodra de beelden zijn verzonden naar het Auto QC² station, worden het
volgende uitgevoerd:
• De Auto QC² software controleert of het ontvangen beeld een
kwaliteitscontrolebeeld is.
• De Auto QC² software controleert het belichtingstype.
• De Auto QC² software controleert het herschaaltype van de belichting.
• De Auto QC² software controleert of er al een belichting bestaat met
dezelfde SOP-instantie-UID.
Opmerking:
Controleer altijd of de Auto QC² software draait, voordat u beelden
naar het Auto QC² station stuurt.
Let erop dat u de cassette identificeert met het Auto QC²
belichtingstype.
Het verdient aanbeveling de beelden in één studie te plaatsen, die u
Auto QC² noemt.
Snelle ID wordt niet ondersteund voor de DICOM Digitizers (ADC
Solo, ADC Compact, ADC Compact Plus, CR 25, CR 35-X, CR 75 en
CR 85-X en DX-M) voor het scannen van de cassettes met
kwaliteitscontrole-belichtingen, aangezien voor kwaliteitscontrole-
procedures beelden met hoge resolutie vereist zijn.
Snelle ID voor de identificatie van cassettes wordt ondersteund voor
de DX-S en CR 30-X Digitizer, omdat de identificatie van cassettes
bij dit type digitizer alleen mogelijk is zonder ID Tablet.
Auto QC² | Algemeen werkschema | 53
2370C NL 20180330 1524