Noodoproep weergegeven zodat u snel een noodoproep kunt
doen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bij de marifoon voor
informatie over het uitvoeren van noodoproepen via de
marifoon. Meer informatie over het markeren van een MOB- of
SOS-locatie vindt u in
Een SOS-locatie markeren, pagina
Positie bijhouden
Wanneer u de kaartplotter aansluit op een marifoon via NMEA
0183, kunt u de positie bijhouden van schepen die
positiemeldingen verzenden.
Deze functie is ook beschikbaar met NMEA 2000, ervan
uitgaande dat het schip de juiste PGN-gegevens verzendt (PGN
129808; DSC-oproepinformatie).
Elke ontvangen oproep met een positiemelding wordt
opgenomen in de DSC-lijst
Een positierapport weergeven
1
Selecteer Info > DSC-lijst.
2
Selecteer een oproep met een positiemelding.
3
Selecteer Bekijk.
4
Selecteer een optie:
• Selecteer
als u de details van de positiemelding wilt
zien.
• Selecteer
als u een kaart wilt zien waarop de positie is
gemarkeerd.
Naar een schip navigeren waarvan u de positie
bijhoudt
1
Selecteer Info > DSC-lijst.
2
Selecteer een oproep met een positiemelding.
3
Selecteer Bekijk > Navigeren naar.
4
Selecteer Ga naar of Route naar.
Een waypoint maken op de positie van een schip
waarvan u de positie bijhoudt
1
Selecteer Info > DSC-lijst.
2
Selecteer een oproep met een positiemelding.
3
Selecteer Bekijk > Via-punt maken.
Informatie in een positiemelding bewerken
1
Selecteer Info > DSC-lijst.
2
Selecteer een oproep met een positiemelding.
3
Selecteer Bekijk > Wijzigen.
• Selecteer Naam om de naam van het schip in te voeren.
• Selecteer Symbool om een nieuw symbool te selecteren,
indien beschikbaar.
• Selecteer Opmerking om een opmerking in te voeren.
• Selecteer Sporen om een lijn weer te geven die het spoor
van het schip aangeeft als uw marifoon de positie van het
schip bijhoudt.
• Selecteer Lijn van spoor om een kleur voor de lijn van
het spoor te kiezen.
Een oproep met een positiemelding verwijderen
1
Selecteer Info > DSC-lijst.
2
Selecteer een oproep met een positiemelding.
3
Selecteer Bekijk > Wis rapport.
Sporen van schepen weergeven op de kaart
U kunt in sommige kaartweergaven de sporen weergeven van
alle schepen waarvan u de positie bijhoudt. Standaard geeft een
zwarte lijn het pad van het schip, een zwarte stip elke eerder
gemelde positie van een schip waarvan u de positie bijhoudt en
een blauwe vlag de laatst gemelde positie van het schip aan.
50
(DSC-lijst, pagina
49).
1
Selecteer vanuit een kaart of 3D-kaartweergave Menu >
Lagen > Overige schepen > DSC > DSC-sporen.
2
Selecteer het aantal uren dat schepen waarvan u de positie
bijhoudt worden weergegeven op de kaart.
Als u bijvoorbeeld 4 uur selecteert, worden alle punten van
20.
sporen (van minder dan vier uur oud) voor bijgehouden
schepen op de kaart weergegeven.
Persoonlijke standaardoproepen
Wanneer u de kaartplotter aansluit op een Garmin marifoon,
kunt u de interface van de kaartplotter gebruiken voor het
uitvoeren van persoonlijke standaardoproepen.
Wanneer u een persoonlijke standaardoproep uitvoert vanaf de
kaartplotter, kunt u het gewenste DSC-kanaal selecteren voor
de communicatie. De marifoon verzendt dit verzoek tegelijk met
uw oproep.
Een DSC-kanaal selecteren
OPMERKING: De keuze van een DSC-kanaal is beperkt tot de
kanalen die beschikbaar zijn op alle frequentiebanden. Het
standaardkanaal is 72. Als u een ander kanaal selecteert,
gebruikt de kaartplotter dat kanaal voor alle volgende oproepen,
totdat u een oproep uitvoert via een ander kanaal.
1
Selecteer Info > DSC-lijst.
2
Selecteer een schip of een station dat u wilt oproepen.
3
Selecteer Bekijk > Oproepen met radio > Kanaal.
4
Selecteer een beschikbaar kanaal.
Een persoonlijke standaardoproep uitvoeren
OPMERKING: Als u een oproep start vanaf de kaartplotter,
ontvangt de marifoon geen oproepgegevens als er geen MMSI-
nummer in de marifoon is geprogrammeerd.
1
Selecteer Info > DSC-lijst.
2
Selecteer een schip of een station dat u wilt oproepen.
3
Selecteer Bekijk > Oproepen met radio.
4
Selecteer indien nodig Kanaal en selecteer een nieuw
kanaal.
5
Selecteer Verzend.
De kaartplotter verzendt informatie over de oproep naar de
marifoon.
6
Voltooi de oproep op uw Garmin VHF radio.
Een individuele routineoproep voor een AIS-doel
1
Kies een AIS-doel in een kaart of 3D-kaartweergave.
2
Selecteer AIS-schip > Oproepen met radio.
3
Selecteer indien nodig Kanaal en selecteer een nieuw
kanaal.
4
Selecteer Verzend.
De kaartplotter verzendt informatie over de oproep naar de
marifoon.
5
Voltooi de oproep op uw Garmin VHF radio.
Meters en grafieken
De meters en grafieken geven informatie over de motor en de
omgeving. Om de informatie te kunnen bekijken, moet u een
compatibele transducer of sensor op het netwerk hebben
aangesloten.
De meters bekijken
1
Selecteer A/V, meters, bed..
2
Selecteer een meter.
Meters en grafieken