1
Selecteer in het videoscherm Menu > Bron > Wisselen.
2
Selecteer Tijd en selecteer hoelang iedere video wordt
weergegeven.
3
Selecteer Bron en selecteer de videobronnen die u aan de
wisselende reeks wilt toevoegen.
Videotoestellen in het netwerk
Een Garmin Power over Ethernet (PoE) Isolation Coupler (P/N
010-10580-10) moet worden gebruikt voor het aansluiten van
Ethernet-toestellen, zoals FLIR
Marine Network. Een Ethernet-toestel direct aansluiten op een
Garmin Marine Network kaartplotter beschadigt de Garmin
kaartplotter en kan het Ethernet-toestel beschadigen.
Voordat u videotoestellen, zoals IP-camera's, encoders en
thermische camera's, op uw kaartplotter kunt weergeven en
bedienen, moet op uw kaartplotter een compatibel videotoestel
zijn aangesloten en moet u een maritieme netwerkkabel met
Power over Ethernet (PoE) Isolation Coupler hebben
geïnstalleerd. Ga naar
garmin.com
compatibele toestellen of om een PoE Isolation Coupler aan te
schaffen.
U kunt meerdere ondersteunde videocamera's en maximaal
twee video-encoders aansluiten op het Garmin Marine Network.
U kunt maximaal vier videobronnen tegelijk selecteren en
weergeven. Kaartplotters met meerdere ingebouwde composite
video-ingangen kunnen maar één ingebouwde videobron
weergeven. Als de camera's zijn aangesloten, worden ze
automatisch door het netwerk gedetecteerd en weergegeven in
de lijst met bronnen.
Videovoorkeuzes gebruiken op videocamera's in het
netwerk
U kunt videovoorkeuzes voor elke videobron in het netwerk
opslaan, een naam geven en activeren.
Videovoorkeuzes opslaan op een videocamera in het
netwerk
1
Tik in een videoscherm op het scherm.
De videoknoppen worden op het scherm weergegeven.
2
Houd een videovoorkeuzeknop ingedrukt.
Een groen lampje geeft aan dat de instelling is opgeslagen.
Videovoorkeuzes een naam geven op een videocamera in
het netwerk
1
Selecteer in het videoscherm Menu > Video-instellingen >
Voorinstellingen.
2
Selecteer een voorkeuze.
3
Selecteer Wijzig naam.
4
Voer de naam voor de voorkeuze in.
Videovoorkeuzes activeren op een videocamera in het
netwerk
U kunt camera's in het netwerk snel terugzetten op de vooraf
ingestelde waarden.
1
Tik in een videoscherm op het scherm.
De videoknoppen worden op het scherm weergegeven.
2
Selecteer een videovoorkeuze.
De camera herstelt de voor die voorkeuze opgeslagen video-
instellingen.
TIP: U kunt voorkeuzes ook via het videomenu opslaan en
activeren.
Camera-instellingen
Sommige camera's beschikken over aanvullende mogelijkheden
om de cameraweergave te bedienen.
62
LET OP
camera's, op een Garmin
®
voor een lijst met
OPMERKING: Niet alle opties zijn beschikbaar op alle camera-
en kaartplottermodellen. Raadpleeg de camerahandleiding voor
een lijst met beschikbare functies. Om deze functie te kunnen
gebruiken, moet de camerasoftware mogelijk worden bijgewerkt.
Selecteer Menu in het infrarood videoscherm.
IR-blend: Hiermee selecteert u het infraroodeffect in de modus
MSX
(Multi-Spectral Dynamic Imaging) of de modus CTV
®
(Color Thermal Vision
) en kunt u de effecten mengen.
™
IR/Zichtbaar: Hiermee geeft u een infraroodbeeld of zichtbaar
camerabeeld weer.
Scannen: Hiermee bekijkt u het omliggende gebied.
Vorst: Pauzeert het camerabeeld.
Wijzig kleuren: Hiermee selecteert u het kleurenschema van
het infraroodbeeld.
Wijzig scène: Hiermee selecteert u de modus voor
infraroodweergave, bijvoorbeeld dag, nacht, MOB of
afmeren.
Video-instellingen: Hiermee opent u meer video-
mogelijkheden.
Video-instellingen
Sommige camera's beschikken over aanvullende
instelmogelijkheden.
OPMERKING: Niet alle opties zijn beschikbaar op alle camera-
en kaartplottermodellen. Om deze functie te kunnen gebruiken,
moet de camerasoftware mogelijk worden bijgewerkt.
Selecteer in het videoscherm Menu > Video-instellingen.
Stel invoer in: Koppel de camera met een videobron.
Achteruitkijken: Hiermee keert u het beeld om als in een
achteruitkijkspiegel.
Stand-by: Hiermee plaatst u de camera in stand-bymodus om
stroom te besparen en de lens te beschermen wanneer u de
camera niet gebruikt.
Beginpositie: Hiermee gaat u terug naar de beginpositie van de
camera.
Scansnelheid: Hiermee stelt u in hoe snel de camera beweegt
tijdens het scannen.
Scanbreedte: Hiermee stelt u de breedte in van het beeld dat
tijdens het scannen door de camera wordt vastgelegd.
Stabilisatie: Hiermee stabiliseert u het beeld met mechanische
middelen.
Weinig licht: Hiermee optimaliseert u de video voor
omgevingen met weinig licht.
Aspect: Hiermee stelt u de beeldverhouding in.
Ontwaseming: Hiermee optimaliseert u de video voor mistige
omgevingen.
Dynam. bereik: Hiermee stelt u het bereik in op breed of
standaard.
Elektr stabilisatie: Het beeld wordt gestabiliseerd met
beeldbewerking via software.
Licht: Regelt de geïntegreerde lichtbron van de camera om de
omgeving te verlichten.
Naam: Hiermee kunt u een nieuwe naam instellen voor de
camera.
FLIR™ menu: Hiermee krijgt u toegang tot de instellingen van
de camera.
De camera met een videobron koppelen
Mogelijk moet u de camera koppelen met een videobron.
1
Selecteer in het videoscherm Menu > Bron.
2
Selecteer de camera.
3
Selecteer Video-instellingen > Stel invoer in.
4
Selecteer de video-invoer.
Video weergeven