beschikbaar voor het weergeven van informatie over objecten
die zich dichterbij bevinden.
• Selecteer
om het bereik te verkleinen.
• Selecteer
om het bereik te vergroten.
Tips voor het selecteren van een radarbereik
• Bepaal eerst welke informatie u op het radarscherm wilt
kunnen bekijken.
Wilt u bijvoorbeeld informatie over het weer of informatie over
objecten en scheepsverkeer dichtbij, of hebt u meer aan
informatie over weersomstandigheden verder weg?
• Evalueer de omstandigheden van de omgeving waarin u de
radar gaat gebruiken.
Vooral bij zeer slechte weersomstandigheden kunnen
radarsignalen met een lang bereik het radarscherm
onoverzichtelijker maken, waardoor het lastiger wordt om de
informatie over objecten in de onmiddellijke nabijheid van uw
schip goed te kunnen interpreteren. Bij regen kunt u met
radarsignalen met een kort bereik objecten in de buurt
duidelijker zien, mits de instelling voor regenruis optimaal is
geconfigureerd.
• Selecteer het kortste effectieve bereik voor de radar,
gebaseerd op de reden van uw gebruik van de radar en de
op dat moment geldende omstandigheden.
MotionScope
Doppler radartechnologie
™
De GMR Fantom radar gebruikt het Doppler-effect om
bewegende doelen te detecteren en te markeren, onder andere
om aanvaringen te voorkomen, zwermen vogels te signaleren
en veranderende weersomstandigheden in de gaten te houden.
Het Doppler-effect is de frequentieverandering in de radarecho,
veroorzaakt door de relatieve beweging van het doel. Op die
manier kunnen doelen die naar de radar toe of van de radar af
bewegen direct worden gedetecteerd.
De MotionScope functie markeert de bewegende doelobjecten
op het radarscherm, zodat u om andere boten of slecht weer
heen kunt navigeren, of naar visstekken waar vogels op het
wateroppervlak naar voedsel zoeken.
De bewegende doelen zijn met kleur gecodeerd, zodat u in één
oogopslag kunt zien welke doelen naar u toe of van u af
bewegen. Bij de meeste kleurenschema's geeft groen aan dat
het doelobject van u af beweegt en geeft rood aan dat het
doelobject uw kant op komt.
Op sommige modellen kunt u ook de instelling M-Scope
gevoeligheid aanpassen om de snelheidsdrempel voor
doelmarkering te wijzigen. Een hogere instelling markeert
tragere doelen en een lagere instelling markeert alleen snellere
doelen.
Een bewakingszone inschakelen
U kunt een bewakingszone inschakelen om u te waarschuwen
als een object een opgegeven gebied rond uw boot binnenkomt.
Selecteer in een radarscherm Menu > Radaropties >
Bewakingszone.
Een cirkelvormige bewakingszone inschakelen
Voordat u de grenzen van de zone kunt bepalen, moet u eerst
een bewakingszone inschakelen
inschakelen, pagina
40).
40
(Een bewakingszone
U kunt een cirkelvormige bewakingszone definiëren die uw boot
volledig omsluit.
1
Selecteer in een radarscherm Menu > Radaropties >
Bewakingszone >
2
Selecteer de locatie van de cirkel van de buitenste
bewakingszone.
3
Selecteer de locatie van de cirkel van de binnenste
bewakingszone om de breedte van de bewakingszone te
bepalen.
Een gedeeltelijke bewakingszone inschakelen
Voordat u de grenzen van de zone kunt bepalen, moet u eerst
een bewakingszone inschakelen
inschakelen, pagina
40).
U kunt ook de grenzen opgeven van een bewakingszone die uw
boot niet volledig omsluit.
1
Selecteer in een radarscherm Menu > Radaropties >
Bewakingszone >
2
Versleep de hoek van de buitenste bewakingszone
3
Selecteer Hoek 2.
4
Selecteer de hoek van de binnenste bewakingszone
de breedte van de bewakingszone te bepalen.
5
Selecteer OK.
MARPA
Met Mini-automatic Radar Plotting Aid (MARPA) kunt u doelen
identificeren en traceren. De functie wordt voornamelijk gebruikt
om aanvaringen te voorkomen. Om MARPA te kunnen
gebruiken moet u eerst een MARPA-tag aan een object
toewijzen. De radar volgt automatisch het gelabelde object en
geeft u informatie over dat object, waaronder het bereik, de
peiling, snelheid, GPS-koers, het moment waarop dat object het
dichtst bij u was en het tijdstip daarvan. MARPA geeft de status
van elk gelabeld object aan (zoeken, verloren, volgen of
gevaarlijk) en de kaartplotter kan een waarschuwingssignaal
geven als het object uw veiligheidszone binnenkomt.
Voordat u MARPA kunt gebruiken, moet een koerssensor zijn
verbonden en moet een actief GPS-signaal beschikbaar zijn. De
koerssensor moet het NMEA 2000 parametergroepsnummer
(PGN) 127250 of het NMEA 0183-uitvoertelegram HDM of HDG
aanleveren.
Symbolen voor zoeken met MARPA
Een doel zoeken. Concentrische, gestippelde groene cirkels
stralen golven vanuit het doel uit als de radar op het doel is
gericht.
Doel is gevonden. Een effen groene cirkel geeft de locatie van het
doel aan waarop de radar is gericht. Een groene stippellijn die
aan de cirkel vastzit, geeft de geprojecteerde koers over de grond
of de GPS-koers van het doel aan.
Gevaarlijk doel binnen bereik. Een rode cirkel knippert bij het doel
terwijl er een waarschuwingssignaal klinkt en een melding wordt
gegeven. Nadat het alarm is bevestigd, geeft een effen rode punt
met daaraan een rode stippellijn de locatie en de geprojecteerde
koers over de grond of de GPS-koers van het doel aan. Als het
alarm voor het aanvaringsgevaar is uitgeschakeld, knippert het
doel maar gaat er geen waarschuwingssignaal af en wordt er
geen melding gegeven.
> Cirkel.
(Een bewakingszone
> Hoek 1.
.
om
Radar