Inhoudsopgave
Advertenties
Meetgrootheden en bedieningsmenu's voor amperometrische sensoren
Kalibrering van amperometrische sen‐
soren: steilheid (in het beperkte en volle‐
dige menu)
De sensor is ingebouwd, bevindt zich in
het meetwater en is elektrisch aange‐
sloten op de
DULCOMETER
D1Cb / D1Cc. Verder
®
heeft de sensor ingelopen.
Voor een kalibrering moet er in het meet‐
water voldoende doseermedium (> 2%
van het meetbereik van de sensor) aan‐
wezig zijn.
Neem het meetwatermonster direct bij het
meetpunt en bepaal met een geschikte
referentiemethode (bijv. DPD, titratie, etc.)
de doseermediumconcentratie (in ppm) in
het meetwater. Voer deze waarde dan als
volgt in de DULCOMETER
in:
1.
Selecteer het kalibreringsmenu. Ga
dan verder met toets
ð De actuele meetwaarde wordt
nu vastgezet.
2.
Neem een watermonster en voer
binnen 15 minuten de referentieme‐
ting uit.
3.
Selecteer de eenheid "DPD-
waarde" die gekalibreerd moet
worden, met de toets
4.
Ga door met de toets
5.
Pas de knipperende ppm-waarde
indien nodig aan met de toetsen ,
,
en
aan de door meting
verkregen waarde.
ð De op dit display weergegeven
mA-waarde van de sensor
komt nu overeen met de meet‐
waarde in ppm.
6.
Druk om verder te gaan twee keer
op
D1Cb / D1Cc
®
.
ð Het display toont de vastge‐
stelde waarde voor het nulpunt
en de steilheid. Zie bij een
eventuele foutmelding de tabel
met foutmel‐
Ä Tabel op pagina 74
dingen.
Noodzakelijkheid van de nul‐
puntkalibrering
Een kalibrering van het nulpunt is in
de regel niet noodzakelijk. Een nul‐
puntkalibrering is alleen noodzakelijk
wanneer de sensor in de buurt van de
onderste meetbereikgrens wordt
gebruikt of wanneer de 0,5 ppm-
variant van een sensor wordt
gebruikt.
77
Advertenties
Inhoudsopgave
