9.3.7 Stroomonbalans
Stel de waarschuwings- en uitschakelgrenswaarden
voor stroomonbalans in. Zie paragraaf
berekening.
Fabrieksinstelling:
•
Waarschuwing: 8,0 %.
•
Uitschakeling: 10,0 %.
9.3.8 Aanloopcondensator
Stel de waarschuwings- en uitschakelgrenswaarden
in voor de capaciteit van de aanloopcondensator.
Fabrieksinstelling:
•
Waarschuwing: -25 %.
•
Uitschakeling: -50 %.
De waarden worden ingesteld als % van de waarde
die wordt gemeten met de leerfunctie.
Zie paragraaf 9.2.12.
N.B.: Instelling is alleen mogelijk wanneer éénfase-
bedrijf is gekozen. Zie paragraaf 9.4.1.
9.3.9 Bedrijfscondensator
Stel de waarschuwings- en uitschakelgrenswaarden
in voor de capaciteit van de bedrijfscondensator.
Fabrieksinstelling:
•
Waarschuwing: -25 %.
•
Uitschakeling: -50 %.
De waarden worden ingesteld als % van de waarde
die wordt gemeten met de leerfunctie. Zie paragraaf
9.2.13.
N.B.: Instelling is alleen mogelijk wanneer éénfase-
bedrijf is gekozen. Zie paragraaf 9.4.1.
9.3.10 Isolatieweerstand
Stel de waarschuwings- en uitschakelgrenswaarden
9.2.9
voor de
in voor de isolatieweerstand in de installatie. De
waarde dient laag genoeg te zijn om te zorgen voor
een vroegtijdige aanduiding van storingen in de
installatie.
Fabrieksinstelling:
•
Waarschuwing: 100 kΩ.
•
Uitschakeling: 20 kΩ.
N.B.:
•
Isolatiestoringen moeten op 'actief' worden inge-
steld om deze grenswaarden in te schakelen.
Zie paragraaf 9.4.10.
•
Instelling is alleen mogelijk wanneer "3 fasen m.
FE" (functionele aarding) gekozen is.
Zie paragraaf 9.4.1.
9.3.11 Cos φuitschakeling
Stel de uitschakelgrenswaarden in voor cos φ.
Fabrieksinstelling:
•
Max.: 0,99.
•
Min.: 0,40.
Deze functie kan worden gebruikt als droogloopbe-
veiliging wanneer drooglopen niet kan worden gede-
tecteerd door middel van een stroommeting.
9.3.12 Cos φ waarschuwing
Stel de waarschuwingsgrenswaarden in voor cos φ.
Fabrieksinstelling:
•
Max.: 0,95.
•
Min.: 0,75.
25