9.2.14 Isolatieweerstand
De isolatieweerstand naar de aarde wordt zowel aan
toevoerkabels als aan motorwikkelingen gemeten.
N.B.:
•
De waarde wordt alleen weergegeven als de
MP 204 ingesteld is op driefasen-, geaard bedrijf.
•
De isolatieweerstand wordt gemeten wanneer de
pomp uitgeschakeld is. Als de uitschakelgrens-
waarde overschreden is, is de motor niet in staat
om opnieuw in te schakelen.
•
Klem "5" moet worden aangesloten zoals weer-
gegeven in afb.
8
en 9.
9.2.15 Cos φ
De actuele cos φ van de motor.
N.B.: Functies in geval van één- en driefasenaan-
sluiting.
9.2.16 Harmonische vervorming
Gemeten vervorming op aangesloten net.
De warmtedissipatie in de motorwikkelingen neemt
toe met de vervorming.
In geval van vervormingswaarden boven 15 % dient
het voedingsnet te worden gecontroleerd op storin-
gen en ruisvormende apparatuur.
9.3 Menu 3. GRENSWAARDEN
De MP 204 werkt met twee sets grenswaarden:
•
een set waarschuwingsgrenswaarden en
•
een set uitschakelgrenswaarden.
Sommige waarden hebben alleen een waarschu-
wingsgrenswaarde. Zie de tabel in hoofdstuk
Als één van de uitschakelgrenswaarden wordt over-
schreden, dan schakelt het uitschakelrelais de motor
uit. Uitgangen 95-96 open, zorgen ervoor dat de
regelstroom naar de contactgever wordt uitgescha-
keld. Tegelijkertijd wordt het signaalrelais, klemmen
97-98, gesloten. See afb. 6, pos. 6 en 7.
De grenswaarden dienen niet te worden gewijzigd
tenzij de pomp uitgeschakeld is.
De uitschakelgrenswaarden moeten worden inge-
steld in overeenstemming met de specificaties van
de motorfabrikant.
De waarschuwingsgrenswaarden dienen te worden
ingesteld op een minder kritisch niveau dan de uit-
schakelgrenswaarden.
Als één of meer van de waarschuwingsgrenswaar-
den wordt overschreven, dan draait de motor door
maar zullen de waarschuwingen op de MP 204 dis-
play verschijnen, onder de voorwaarde dat deze mel-
ding met de R100 geactiveerd is.
De waarschuwingen kunnen ook met de R100 wor-
den uitgelezen.
9.3.1 Tempcon sensor
Stel de waarschuwings- en uitschakelgrenswaarden
voor de Tempcon sensor in.
Fabrieksinstelling:
•
Waarschuwing: 65 °C.
•
Uitschakeling: 75 °C.
N.B.: Bovenstaande grenswaarden zijn niet actief tot
de Tempcon sensor geactiveerd is.
Zie paragraaf 9.4.8.
N.B.: De uitschakelgrenswaarden voor overspanning
en onderspanning zullen automatisch buiten werking
worden gesteld als de temperatuurbewaking met
Tempcon op 'actief' is ingesteld. Zie paragraaf 9.4.8.
16.
23