2
De standaardinstelling is "Disabled"
(Uitgeschakeld).
Druk op de toets [Disabled] om het instelbare
temperatuurbereik voor de standen Auto, Koelen
(Drogen) en Verwarmen te beperken; de toets
verandert in [Enabled].
Raadpleeg onderstaande tabel en stel met
de toetsen
de boven- en ondergrens
van de temperatuur in voor de verschillende
bedrijfsstanden. (De temperatuur wordt verlaagd of
verhoogd in stappen van 1ºC of 1ºF.)
• Als de binnenunit geen stand Auto heeft, worden er
geen onderdelen weergegeven voor die stand.
Instelbare boven- en ondergrenzen van de
temperatuur
Bedrijfsstand
Auto (enkel)
Koelen/Drogen,
Auto (dubbel)_koelen
Verwarmen,
Auto (dubbel)_verwarmen
* "Auto (enkel)" in de tabel staat voor "Auto (enkel instelpunt)".
"Auto (dubbel)" in de tabel staat voor "Auto (dubbel instelpunt)".
* Welke bedrijfsstanden en temperatuurbereiken
ingesteld kunnen worden, kan verschillen en is
afhankelijk van het model binnenunit.
* De temperatuurbereiken voor koelen en verwarmen
kunnen in de volgende situaties worden ingesteld.
- Het verschil tussen de bovengrenswaarden voor
de koel- en de verwarmingstemperatuur moet
gelijk zijn aan of groter zijn dan het minimale
temperatuurverschil voor de binnenunit (afhankelijk
van het model).
- Het verschil tussen de ondergrenswaarden voor
de koel- en de verwarmingstemperatuur moet
gelijk zijn aan of groter zijn dan het minimale
temperatuurverschil voor de binnenunit (afhankelijk
van het model).
Functies instellen
Ondergrens
Bovengrens
19°C–28°C
28°C–19°C
(67°F–83°F)
(83°F–67°F)
19°C–35°C
35°C–19°C
(67°F–95°F)
(95°F–67°F)
5°C–28°C
28°C–5°C
(40°F–83°F)
(83°F–40°F)
67