Functies instellen
4
5
58
Druk in de lijst op [With Brightness sensor] (Met
helderheidssensor) als u het helderheidsniveau
van het led-indicatielampje wilt selecteren wanneer
de sensor "Light" (Licht) en "Dark" (Donker)
detecteert.
Druk op de toets [Disabled] als u de helderheid
van het led-indicatielampje wilt laten veranderen
op basis van de helderheidssensor; de toets
verandert in [Enabled].
Stel de volgende onderdelen in.
• Detection: Light (Detectie: licht)
* Selecteer de helderheid van het led-indicatielampje
wanneer de helderheidssensor "Light" detecteert.
U kunt kiezen uit "Brighten" (Helder worden), "Darken"
(Donker worden) en "OFF" (Uit).
• Detection: Dark (Detectie: donker)
* Selecteer de helderheid van het led-indicatielampje
wanneer de helderheidssensor "Dark" detecteert.
U kunt kiezen uit "Brighten" (Helder worden), "Darken"
(Donker worden) en "OFF" (Uit).
Druk op [Done] om de instellingen op te slaan.
Navigeren door de schermen
• Terugkeren naar het scherm Menu: toets [Menu]
• Terugkeren naar het vorige scherm: toets [Back]