4. KLIMAATREGELINGEN
KOELING
Geschakelde koeling
Geregelde koeling
Koeling
Op deze regel kunt u de koeling aan/uit schakelen.
Instelling temperatuur
Stel hier de temperatuur in waarop de koeling moet regelen. De temperatuurinstelling is relatief t.o.v. de
staltemperatuur indien de instelling onder de 10,0ºC ligt. Wordt een temperatuur van 10,0ºC of hoger ingesteld
dan is het een absolute temperatuur instelling.
Bandbreedte
De bandbreedte bepaalt de 'gevoeligheid' van de koeling. Binnen de bandbreedte wordt de koeling van minimum
naar maximum geregeld. Bij een te kleine bandbreedte reageert de koeling zeer snel op een temperatuurs-
verandering. Dit is niet goed voor het stalklimaat. Er ontstaan zo te veel schommelingen in de temperatuur.
MINIMUM / MAXIMUM KOELING
Met de instelling "Minimum koeling" en "Maximum koeling" kunt U de minimum dan wel de maximum stand (het
koelend vermogen) van een geregelde koeling begrenzen tot een minimum respectievelijk maximum percentage.
Maximale/momentele RV
Om te voorkomen dat de vochtigheid in de ruimte ten gevolge van het koelen te hoog wordt kan de koeling door
de RV worden uitgeschakeld. Wanneer de luchtvochtigheid boven de ingestelde waarde + hysteresis stijgt wordt
de koeling uitgeschakeld. Als de RV daarna daalt onder de ingestelde waarde dan wordt de koeling weer
ingeschakeld. Standaard staat het hysteresis ingesteld op 2%.
Momentele temperatuur
Op deze regel wordt de momentele gemiddelde temperatuur weergegeven waarop de koeling regelt.
Momentele koeling
Op deze regel wordt de momentele status van de koeling weergegeven. Bij een geregelde koeling wordt het
percentage weergegeven waarmee de koeling wordt aangestuurd (-0% is uit)
12
39
CL-5400-G-NL02000
-