COM4 CompactLine-units
7.6.3 Elektromotoren aansluiten
1-toeren elektromotoren
met directe schakeling
1-toeren elektromotoren
Δ
met Y/
-aanloop:
Spanningsschommelingen
7.6.4 Werkschakelaar
7.6.5 Servomotor monteren en aansluiten
7.6.6 Andere elektrische onderdelen
FläktGroup DC-2016-0104-NL 2018-09/R4 • Onder voorbehoud van wijzigingen
Voor een correcte werking van de unit is het belangrijk, dat deze met een rechts draai-
veld wordt aangesloten.
•
Controleer zo nodig het draaiveld met een draaiveldmeter.
Schade aan het apparaat!
•
Controleer de juiste fasenvolgorde voor de voorgeschreven draairichting
voordat de motor wordt aangesloten. Bij verkeerde aansluiting kan de motor/
ventilator beschadigd raken.
De klemmen van 3-fasenmotoren zijn zodanig gemarkeerd dat de alfabetische volg-
orde van de klemmenaanduiding U1, V1, W1 correspondeert met de tijdsvolgorde van
de fasen L1, L2, L3 (bij rechtsdraaiing).
Draairichting omkeren door omwisseling van twee aansluitleidingen:
– Omwisselen van de aansluitleidingen, bijv. U1 met V1
– Y-schakeling: Omwisselen van de aansluitleidingen, bijv. U1 met V1
– D-schakeling: Omwisselen van de aansluitleidingen, bijv. U2 met V2
•
Ervoor zorgen dat de aansluitspanning tussen 95 % en 105 % van de nominale
spanning ligt. Alleen dan kunnen de motoren hun nominale vermogen leveren; zo
niet, kunnen zij beschadigd raken.
Voor de aansluiting gaat u als volgt te werk:
•
Apparaat overeenkomstig de aansluitschema's aansluiten.
Als werkschakelaar kan de in de unitbehuizing ingebouwde afsluitbare hoofdschake-
laar (lastschakelaar) gebruikt worden.
•
Indien een servomotor af fabriek geïnstalleerd is, dient u deze overeenkomstig het
bij de servomotor geleverde gegevensblad aan te sluiten.
•
Gebruik voor andere servomotoren de desbetreffende documentatie.
•
Sluit de andere elektrische onderdelen aan volgens het meegeleverde
documentatieboekje / schakelschema.
Elektrische aansluiting
OPGELET
65