5
Bediening
5-6
5.2.4
Werken met het toestel
5.2.4.1 Langzaamlopende toestel uitvoe-
ring "20 km/h" en "25 km/h"
In de regel worden alle werkzaamheden in de hydraulische
rijtrap II (4-7/1) en de transmissietrap (4-8/4) die aan het
werk aangepast wordt, uitgevoerd.
OPGEPAST
De rijtrappen van de verdeleraandrijving mogen
alleen in rust worden geschakeld en ook alleen
dan, wanneer de bedrijfsrem wordt bediend en de
rijrichtingsschakelaar (4-7/3) zich in de "0"-positie
bevindt.
Voor speciale werkzaamheden die een fijnere afstelling
van de snelheid resp. een hoog motortoerental bij een
lagere snelheid verlangen, kan de hydraulische rijtrap "I"
(4-7/1) worden ingeschakeld en de rijsnelheid zo op
6 km/h (langzaamlopende toestel "20 km/h") resp. 7 km/
h (langzaamlopende toestel "25 km/h") worden begrensd.
OPMERKING
i
Het omschakelen van de
hydraulische rijtrap, of omgekeerd, kan ook tijdens
de rit gebeuren. Het wordt echter aanbevolen het
overschakelen van de IIde in de Iste hydraulische
rijtrap niet bij een te hoge snelheid uit te voeren,
omdat er sterk wordt afgeremd.
5.2.4.2 Snellopende toestel uitvoering
"40 km/h"
In de regel worden alle werkzaamheden in de transmissietrap
1 (4-7/1) uitgevoerd.
Voor speciale werkzaamheden die een fijnere afstelling
van de snelheid resp. een hoog motortoerental bij een
lagere snelheid verlangen, kan de transmissietrap
"kruipgang (Symbool slak)" worden ingeschakeld en zo de
rijsnelheid op 5 km/h worden begrensd.
Snelheidsbereiken in de transmissietrap
Kruipgang (Symbool slak)
1
2
OPMERKING
i
Tijdens het schakelen van de 2de in de 1de
transmissietrap
-
begint de indicatie van de gekozen
transmissietrap (4-8/10) te knipperen (de
gekozen transmissietrap is niet ingesteld
zolang de indicatie knippert).
-
Wanneer het toegelaten snelheidsbereik
wordt bereikt resp. wordt onderschreden,
gebeurt het overschakelen pas dan, wanneer
het gaspedaal (4-5/2) voor een moment
krachtig wordt bediend.
Iste
in de IIde
van
0
tot
5 km/h
van
0
tot 11,5 km/h
van
0
tot
40 km/h
S150/S151/S152/Z152