Inhoud Inleiding Voorwoord Ahlmann zwenkladers, telescoopladers, knikladers en voorladers zijn producten uit het omvangrijke productenpalet van de Ahlmann bouwmachines voor de meest uiteenlopende toepassingen. Jarenlange ervaring bij de bouw van grondverzetmachines en omvangrijke extra programma’s, moderne constructie- en fabricageprocédés, zorgvuldige tests en de allerhoogste kwaliteitseisen garanderen de betrouwbaarheid van uw Ahlmann wiellader.
Pagina 4
Inhoud Gebruikte afkortingen = Voorschrift ter voorkoming van ongevallen StVZO = Wegenverkeersreglement Uitgave: 10.2008 T090/T091...
Inhoud Inhoud Fundamentele veiligheidsaanwijzingen Waarschuwingsaanwijzingen en symbolen ................1 - Gebruik voor het doel, waarvoor de machine bestemd is ............1 - Organisatorische maatregelen ....................1 - Personeelsselectie en de eisen, waaraan het personeel moet voldoen, fundamentele verplichtingen ....................1 - Veiligheidsvoorschriften voor bepaalde werkzaamheden ............
Pagina 6
Inhoud Bediening Controles voor ingebruikname ....................5 - Ingebruikname ......................... 5 - 5.2.1 Dieselmotor starten ........................5 - 5.2.2 Werken in de winter ........................ 5 - 5.2.2.1 Brandstof ..........................5 - 5.2.2.2 Verversing motorolie ........................ 5 - 5.2.2.3 Olie verversen hydraulisch systeem ..................5 - 5.2.2.4 Vorstbescherming voor ruitensproeier ..................
Veiligheidsaanwijzingen Fundamentele veiligheids- aanwijzingen Waarschuwingsaanwijzingen en symbolen In de gebruikshandleiding worden de volgende aanduidingen resp. tekens gebruikt, om op bepaalde onderdelen extra aandacht te vestigen: AANWIJZING Speciale informatie over het economische gebruik van de machine. ATTENTIE Speciale informatie en regels ter voorkoming van bescha- digingen.
Veiligheidsaanwijzingen 1.3.2 Naast de gebruikshandleidingen (machine en motor) moeten algemeen geldende wettelijke en verdere verplichte regelingen ter voorkoming van ongevallen (vooral de UVV van de industriële ongevallenverzekeringen - VBG 40) en voor bescherming van het milieu worden opgevolgd en voorgeschreven! Uiteraard dienen ook de geldende verkeersregels te worden nageleefd.
Veiligheidsaanwijzingen Deze personen moeten bovendien: - 18 jaar of ouder zijn, - lichamelijk en geestelijk geschikt zijn, - geïnstrueerd zijn over het gebruik of onderhoud van de machine en tegenover de ondernemer bewezen hebben, over relevante kennis en vaardigheden te beschikken - de indruk maken, dat hen deze taken kunnen worden toevertrouwd.
Pagina 13
Veiligheidsaanwijzingen 1.5.1.10 Iedere werkwijze vermijden, die gevaren kan opleveren! 1.5.1.11 Aanbouwdelen e.d. mogen niet gebruikt worden, om personen te vervoeren! 1.5.1.12 De bestuurder mag pas aan het werk gaan, als er binnen de gevarenzone geen mensen meer aanwezig zijn. De gevarenzone is de omgeving van de machine, waarbinnen personen gewond kunnen raken door b.v.: - bewegingen van de machine, - aanbouwdelen of machineonderdelen,...
Pagina 14
Veiligheidsaanwijzingen 1.5.1.23 Als begeleiders komen alleen betrouwbare personen in aanmerking. Ze moeten voor het begin van de werkzaamheden worden geïnstrueerd over hun taken. 1.5.1.24 Begeleider en bestuurder moeten bepaalde tekens afspreken. Deze mogen alleen door hen worden gebruikt. 1.5.1.25 Begeleiders moeten goed herkenbaar zijn bv. door hun kleding.
Veiligheidsaanwijzingen 1.5.2 Specifieke werkzaamheden in het kader van het gebruik van de machine en verhelpen van storingen tijdens het werk; opslag van afvalstoffen 1.5.2.1 Handel volgens de in de gebruikshand- leidingen (machine en motor) beschreven voorschriften met betrekking tot instel-, onderhouds- en controle- werkzaamheden, controle-intervallen en vervanging van onderdelen.
Pagina 16
Veiligheidsaanwijzingen 1.5.2.9 Geef alleen ervaren personeel opdracht, om ladingen te bevestigen! Ladingen moeten zodanig bevestigd zijn, dat ze niet kunnen verschuiven of vallen. 1.5.2.10 Verplaats beladen machines alleen, als de ondergrond egaal is. 1.5.2.11 Bij gebruik van hefwerktuigen, mogen beladers de hefarm alleen vanaf de zijkant benaderen en pas nadat zij toestemming van de bestuurder hebben gekregen.
Veiligheidsaanwijzingen 1.5.2.22 Voor veilige en milieuveilige afvoer van bedrijfs- en hulpstoffen alsook van vervangen onderdelen zorgen! 1.5.2.23 De machine moet, voordat deze voor het eerst wordt gebruikt en na ingrijpende veranderingen, worden getest door een ter zake kundig persoon. 1.5.2.24 De machine moet 1x per jaar door een ter zake kundig persoon worden gecontroleerd.
Veiligheidsaanwijzingen 1.6.1.3 Als het tot een stroomoverbrenging komt, moet de bestuurder de machine door opheffen of laten zakken van de zwenkinrichting of door wegrijden resp. wegzwenken uit de elektrische gevarenzone brengen. Als dit niet mogelijk is, gelden de volgende gedragsregels: - De cabine niet verlaten! - Mensen in de omgeving van de machine waarschuwen, niet dichterbij te komen of de machine aan te raken!
Veiligheidsaanwijzingen 1.6.4 Oliën, vetten en andere chemische substanties 1.6.4.1 Let bij het gebruik van oliën, vetten en andere chemische substanties altijd op de voor deze producten geldende veiligheidsvoorschriften! 1.6.4.2 Wees voorzichtig bij het gebruik van hete bedrijfs- en hulpstoffen (gevaar voor verbranding)! 1.6.4.3 Wees voorzichtig bij de omgang met remvloeistof en accuzuur.
Veiligheidsaanwijzingen 1.7.4 Tijdens het laden en het transport moeten de machine en de benodigde aanbouwdelen beveiligd zijn tegen ongewenste bewegingen. Modder, sneeuw en ijs moeten van de banden verwijderd worden, zodat men zonder gevaar tegen hellingen kan oprijden. 1.7.5 Wanneer de machine weer in gebruik wordt genomen, dient men overeenkomstig de gebruikshand- leiding te werk te gaan! Veiligheidsaanwijzingen voor de...
Pagina 22
Bebording ATTENTIE! ATTENTIE! ATTENTIE! ATTENTIE! Besturing is alleen bij lo- Bij rijden op de openbare weg, De verdeelbak mag alleen bij Bij functioneren van de hef- pende motor bedrijfsklaar! dient uitsluitend de achterwiel- stilstand worden geschakeld. inrichtingsvering besturing te worden gebruikt! Bij versnellingswisseling de buisbreukbeveiliging rijrichtingschakelaar in „0“-stand...
Pagina 23
Bebording Symboolplaatje: Verboden, zich in de gevarenzone op te houden Plaatje: ATTENTIE! - Besturing is alleen bij lopende motor bedrijfsklaar! Plaatje: ATTENTIE! - Bij rijden op de openbare weg, dient uitsluitend de achterwielbesturing te worden gebruikt! Plaatje: » alleen voor snellopers 30 km/h « ATTENTIE! De verdeelbak mag alleen bij stilstand worden geschakeld.
Het aantal diefstallen van bouwmachines is in de laatste jaren aanmerkelijk toegenomen. Om het snellere terugvinden resp. identificeren door de onderzoeksinstanties (bv. nationale recherche, douane) mogelijk te maken, zijn Ahlmann-bouwmachines met de volgende herkenningstekens uitgerust: Herkenningstekens aan de machine (1) Het typeplaatje machine (3-1/pijl). Het plaatje bevat naast andere gegevens ook het FIN-nummer (voertuigiden- tificatienummer) van 17 tekens, beginnend met W09.
Beveiliging tegen diefstal Transponder startonderbreking (speciale uitrusting) De “transponder startonderbreking tegen diefstal” is een elektronische startonderbreking tegen diefstal, die belangrijke voertuigfuncties buiten werking stelt. Als de transponder (b.v. hanger aan contactsleutel) van de ontvangende eenheid (in de onmiddellijke omgeving van het contactslot) verwijderd wordt, worden deze functies onderbroken.
Beschrijving Machine 4.2.1 Rij-inrichting De axiale plunjerpomp voor de hydraulische rij-inrichting wordt door de dieselmotor aangedreven. Hogedrukslangen verbinden de axiale plunjerpomp met de axiale plunjermotor. De axiale plunjermotor is aan de asverdeelbak geflenst. Het koppel van de axiale plunjermotor wordt via de cardanas naar de vooras en de achteras overgebracht, beide met planetaire tandwieloverbrengingen.
Beschrijving 4.2.4 Remsysteem Bedrijfsrem / inching De met de voet bediende bedrijfsrem functioneert via een dubbel pedaal (4-8/3). Het is een volledig hydraulisch werkende natte lamellenrem in de vooras. Bij het intrappen wordt eerst via een inchstangenstelsel de stuurdruk van de rijpomp naar de tank ontlast en daarna de hydraulische druk in de hoofdremcilinder opgebouwd.
Beschrijving Alle bewegingen van de telescooparm, de telescoop, de bak, de aanbouwdelen en het snelwisselsysteem worden van de bestuurdersstoel uit via hendels gestuurd. Deze hendels maken een traploze stuurbaarheid van langzame tot snelle bewegingen mogelijk. 4.2.9 Zwenksysteem en asstabilisering Door een separate tandwielpomp worden via een stuur- ventiel twee enkelvoudig werkende zwenkcilinders gevoed.
Beschrijving 4.2.13 Zwenkbegrenzing (Extra uitvoering) De machine is uitgerust met een zwenkbegrenzing, die het uitzwenken naar links en rechts bij uitgeschoven telescoop met een hoek, die groter is dan 30°, verhindert. Deze zwenkbegrenzing kan met een tuimelschakelaar op het dashboard (4-11/14) worden in- of uitgeschakeld. 1.
Beschrijving - 1 rode LED (4-5/A4) De telescooplader heeft de maximale werklast overschreden. Tegelijkertijd is een waarschuwingssignaal hoorbaar (uitschakelbaar 4-5/pijl). Het waarschuwings- signaal wordt pas weer geactiveerd nadat de machine eerst uitgeschakeld en daama opnieuw ingeschakeld wordt. 4.2.15 Uitschakeling bij overbelasting (Extra uitvoering) Met de schakelaar (4-6/1) kan de overbelastingsuitschake- ling in- of uitgeschakeld worden.
Beschrijving Verwisselen van een wiel (1) Machine op stevige ondergrond zetten. (2) Rijschakelaar (4-10/12) op „0“ zetten. (3) Parkeerrem (4-10/4) aantrekken. (4) Bij verwisseling van een wiel aan de vooras: - Telescooparm omhoog brengen en mechanisch onder- steunen [bv. door plaatsen van de shovelarmsteun (speciale uitvoering) (1-1/pijl)] en telescooparm tot op de telescooparmonderstutting laten zakken.
Bediening Bediening Controles voor ingebruikname - Peil van de motorolie (zie gebruikshandleiding motor) - Peil remvloestof - Peil van de hydraulische olie - Bandenspanning - Profieldiepte - Peil van het accuzuur - Verlichting - Instelling van de bestuurdersstoel - Zwenkbegrenzing activeren. Hiertoe moet de tuimel- schakelaar (4-11/14) boven bediend en vergrendeld zijn.
Bediening 5.2.2 Werken in de winter ATTENTIE Bij buitentemperaturen onder het vriespunt moet de machine, ter vermijding van schade aan bepaalde bouw- elementen, afhankelijk van de omgevingstemperatuur „warmlopen“. Hiertoe moeten alle cilinders (hef-, kiep-, zwenk- en telescoopcilinder) in de stationaire stand van de machine enige tijd (afhankelijk van de omgevings- temperatuur) worden bediend.
Bediening 5.2.2.4 Vorstbescherming voor ruitensproeier ATTENTIE Als er temperaturen onder 0° C worden verwacht, moet het water voor de ruitensproeier (4-9/3) tijdig van voldoende antivriesmiddel worden voorzien, om ijsvorming te vermijden. Aanbevelingen van de fabrikant over de mengverhouding opvolgen. 5.2.3 Rijden op de openbare weg ATTENTIE - Het rijden op de openbare weg is alleen met de...
Bediening ATTENTIE De hendel van de kogelkraan staat in gesloten toestand dwars t.o.v. de doorstroomrichting. Daardoor wordt een onbedoeld naar beneden zakken van de shovelarm en een onbedoeld in- of uitkiepen van de bak tijdens het rijden verhinderd. (3) Blokkeer het zwenkmechanisme door de blokkeer- spie (1-3/pijl) in de zwenkblokkering (1-4/pijl) te leggen en met opsluitpen te beveiligen.
Pagina 44
Bediening ATTENTIE De schakeltrappen van de verdeelbak mogen alleen bij stilstand worden geschakeld en ook alleen als de rijrichtingschakelaar (4-10/12) in de „0“-stand staat (geldt alleen voor snellopers). Voor bijzondere werkzaamheden, die een fijnere regulering van de snelheid vereisen resp. die een hoog motortoerental bij geringe rijsnelheid verlangen, kan de hydraulische schakeltrap „I“...
Bediening GEVAAR Als het nodig is, om met gezwenkte shovelarm te rijden, moet de bak resp. de aanbouwdelen zo laag mogelijk boven het wiel gehouden worden. Houd de rijafstand zo kort mogelijk. Als een wiel door oneffenheid van de bodem door de stabilisatoren van de grond komt, moet de telescoop- arm kort in de rijrichting worden gezwenkt, om de asblokkering op te heffen.
Bediening Buiten bedrijf stellen van de machine 5.3.1 Machine wegzetten (1) Plaats de machine op een vlakke ondergrond, bij voorkeur niet op een helling. (2) Zet de bak resp. de aanbouwdelen op de grond. (3) Rijschakelaar (4-10/12) op „0“ zetten. (4) Parkeerrem (4-10/4) aantrekken.
Bediening Instellen van de bestuurdersstoel 5.4.1 Isri-bestuurdersplaats (1) Met de hendel (5-8/3) de helling van de rugleuning instellen of omklappen. (2) Heupgordel (5-8/2) omdoen. (3) Trek de hendel (5-8/4) omhoog om zithoogte en hellingsniveau van de achterkant van de zitting in te stellen.
Pagina 48
Bediening (2) Hoogte-instelling: De hoogte-instelling kan in meerdere trappen aangepast worden. Bestuurdersstoel naar behoefte tot hoorbaar inklikken omhoogbrengen. Als de bestuurdersstoel over de laatste trap (aanslag) omhoog wordt gebracht, zakt de bestuur- dersstoel naar de laagste stand (5-11). Afbeelding 5-11 (3) Helling armsteun: De helling in lengterichting van de armsteunen kan door draaien van het wieltje (5-12/pijl) gewijzigd worden.
Bediening (5) Instelling rugleuning: De verstelling van de rugleuning vindt plaats met de vergrendelingshendel (5-14/pijl). AANWIJZING De vergrendelingshendel moet in de gewenste positie inklikken. Na het vergrendelen mag de rugleuning zich niet meer in een andere positie laten verplaatsen. Afbeelding 5-14 (6) Instelling in lengterichting: Door bediening van de vergrendelingshendel naar boven wordt de instelling in lengterichting vrijgegeven (5-15).
Aanbouwdelen Aanbouwdelen Montage en demontage van aan- bouwdelen zonder hydraulische aansluiting 6.1.1 Standaard-/lichtgewichtbak Montage (1) Telescooparm in rechtuitstand brengen, neerlaten en snelwisselsysteem op uitkiepen. (2) Rijd de machine tot aan de bak (6-1). Afbeelding 6-1 (3) Hef de bak met het snelwisselsysteem op, kantel intussen het snelwisselsysteem achterover en hef de bak zover op, totdat het snelwisselsysteem om de bak heen ligt (6-2).
Aanbouwdelen 6.1.2 Palletvork AANWIJZING Montage en demontage gebeurt op dezelfde manier als de montage en demontage van de standaard/lichtgewichtbak (zie 6.1.1). GEVAAR - De beide pennen van het snelwisselsysteem moeten zich aan beide kanten in de openingen van de palletvorkophanging bevinden en aan de zijkant duidelijk zichtbaar uitsteken (6-4/2).
Aanbouwdelen AANWIJZING Voor het hoog neerzetten van een lading gelden vanzelf- sprekend dezelfde aanwijzingen als voor het opnemen van een hoog geplaatste lading. 6.1.3 Lasthaak AANWIJZING Montage en demontage gebeurt op dezelfde manier als de montage en demontage van de standaard bak (zie 6.1.1). GEVAAR Afbeelding 6-6 - De beide pennen van het snelwisselsysteem moeten...
Pagina 55
Aanbouwdelen (6) Motor uitzetten. (7) Verwijder de druk uit de hydraulische leidingen door de hendel voor extra hydrauliek (4-10/2) heen en weer te bewegen. (8) Beschermkappen van slangleidingen snelwisselsys- teem (6-9/1) aftrekken. (9) Beschermkappen van snelkoppelingen van de 4-in-1 bak (6-9/2) omhoog klappen en door krachtig drukken met de slangleidingen van het snelwisselsysteem verbinden (6-9).
Aanbouwdelen - grijpen (6-12) en - voor bakwerkzaamheden. Gebruik van andere aanbouwdelen GEVAAR Alleen de in deze gebruikshandleiding beschreven aanbouwdelen mogen worden gebruikt. Wij maken u er uitdrukkelijk op attent, dat niet door Afbeelding 6-12 ons geleverde aanbouwdelen ook niet door ons zijn getest en vrijgegeven.
Bergen, wegslepen, sjorren, takelen Bergen, wegslepen, sjorren, takelen Bergen, wegslepen, sjorren 7.1.1 Bergen/wegslepen zwenklader bij uitgevallen motor of uitgevallen rijaandrijving GEVAAR Bergingsplek op de openbare weg beveiligen. ATTENTIE De zwenklader mag niet worden aangesleept. Iedere aansleeppoging veroorzaakt schade. AANWIJZING - Wegslepen is alleen toegestaan voor het vrijmaken van de werkplek of de openbare weg.
Pagina 59
Bergen, wegslepen, sjorren, takelen (8) Met een geschikt hefwerktuig, bv. met een tweede telescooplader met aangebouwde bak, telescooparm van de weg te slepen telescooplader zover omhoog brengen, dat bij de weg te slepen machine een mechanische telescooparmonderstutting kan worden geplaatst (7-1). (9) Telescooparm mechanisch ondersteunen [bv.
Bergen, wegslepen, sjorren, takelen GEVAAR - De op te brengen stuurkrachten zijn bij uitgevallen motor aanzienlijk groter. - De machine moet stapvoets (2 km/u) worden weggesleept. - De sleepafstand mag maximaal 1 km bedragen. - Bij een langere wegsleepweg moet de defecte machine worden opgeladen (sjorpunten zie 7-2/1 en 7-2/2, 7-4/1 en 7-4/2).
Bergen, wegslepen, sjorren, takelen (8) Kogelkraan voor arbeids- en extra hydrauliek (1-2/pijl) sluiten. (9) Blokkeer het zwenkmechanisme door de blokkeer- spie (1-3/pijl) in de zwenkblokkering (1-4/pijl) te leggen. (10) Sleepstang aan de weg te slepen machine [(7-2/1 – vooruit wegslepen) of (7-4/1 – achteruit wegslepen)] en aan het trekkende voertuig aanbrengen.
Pagina 62
Bergen, wegslepen, sjorren, takelen (5) Shovelarm zover omhoogbrengen of laten zakken, dat het laagste punt van de shovelarm of de bak zich tenminste 30 cm boven de rijweg bevindt (5-2). (6) Kogelkraan voor arbeids- en extra hydrauliek (1-2/pijl) sluiten. (7) Blokkeer het zwenkmechanisme door de blokkeer- spie (1-3/pijl) in de zwenkblokkering (1-4/pijl) te leggen.
Onderhoud Onderhoud Onderhoudsaanwijzingen GEVAAR - De motor moet zich in de stilstand bevinden. - Tijdens werkzaamheden onder de shovelarm, - moet de bak geledigd resp. het aanbouwdeel worden ontlast, - moet de telescooparm mechanisch gesteund worden [bv. door plaatsen van de shovelarmsteun (speciale uitvoering) (1-1/pijl)], - moet de kogelkraan voor arbeids- en extra hydrau- liek worden gesloten (1-2/pijl),...
Onderhoud Onderhoudswerkzaamheden 8.2.1 Oliepeilcontrole motor Zie gebruikshandleiding motor. 8.2.2 Controle oliepeil voor- en achteras Afbeelding 8-1 8.2.2.1 Achteras » langzame lopers « (1) Afsluitpluggen uit asbrug (8-1/pijl) en voorzet- transmissie (8-2/pijl) schroeven. AANWIJZING - Asbrug en voorzettransmissie hebben geen gemeenschappelijke oliehuishouding. - Olie moet tot de gaten van de afsluitpluggen staan.
Onderhoud AANWIJZING - Asbrug en verdeelbak hebben geen gemeenschappe- lijke oliehuishouding. - Olie moet tot de gaten van de afsluitpluggen staan. - Eventueel uitlopende olie opvangen. (2) Afsluitpluggen weer indraaien. Afbeelding 8-4 8.2.2.3 Planetaire tandwieloverbrenging (1) Machine zodanig verrijden, dat de markeringslijn „OIL LEVEL“...
Onderhoud 8.2.3 Oliepeilcontrole, reservoir hydraulische olie (1) Machine horizontaal neerzetten. (2) Shovelarm in onderste positie brengen. (3) Snelwisselsysteem op inkiepen, telescoop inschuiven en met hendel voor extra hydrauliek (4-10/2) vergrende- lingspen uitschuiven. (4) Motorkap openen. (5) Oliepeil in kijkglas controleren. Afbeelding 8-7 AANWIJZING Olieniveau moet in het bovenste kwart van het kijkglas...
Onderhoud (3) Afsluitpluggen asbrug (8-9/1 en 8-9/2) en voorzet- transmissie (8-10/2) weer inschroeven. (4) Olie via gaten afsluitpluggen asbrug (8-9/3) en voorzet- transmissie (8-10/1) ingieten tot olie tot opening (8-9/4 resp. 8-10/1) staat. AANWIJZING - Asbrug en voorzettransmissie hebben geen gemeen- schappelijke oliehuishouding.
Onderhoud 8.2.5.3 Planetaire tandwieloverbrenging (1) Machine zo verrijden, dat de afsluitplug (8-13/pijl) op 6 uur staat. (2) Olieopvang met afvoergoot plaatsen. (3) Afsluitplug uitdraaien en olie laten uitlopen. ATTENTIE Opgevangen „verlopen olie“ milieuveilig verwijderen! (4) Machine zo verrijden, dat de markeringslijn „OIL LEVEL“ horizontaal staat en de afsluitplug zich daarbij links boven Afbeelding 8-13 deze markeringslijn bevindt (8-14/pijl).
Onderhoud (3) Afsluitpluggen (8-15/1 en 8-16/1) weer inschroeven. (4) Olie via gat afsluitplug (8-15/3) ingieten tot olie tot opening (8-15/2 resp. 8-16/2) staat. AANWIJZING - Gegevens over de oliehoeveelheid kunt u uit het onder- houdsschema (hoofdstuk 8.4) opmaken. - Na enige minuten, als oliepeil gedaald is, olie bijvullen tot het voorgeschreven peil bereikt is en constant blijft.
Onderhoud 8.2.7 Filterelementen filter hydraulische olie vervangen ATTENTIE Vervanging filterelementen volgens onderhoudsschema uitvoeren resp. als het controlelampje voor verstopping (4-11/25) gaat branden. AANWIJZING Na een koude start kan het controlelampje voor verstop- ping voortijdig gaan branden. Het gaat echter tijdens het verwarmen van de hydraulische olie uit.
Onderhoud (3) Filterpatroon (8-22/pijl) met lichte draaibewegingen eruit trekken. (4) Filterpatroon reinigen. ATTENTIE - Voor het reinigen moet een buis met een ca. 90° gebogen einde op het persluchtpistool gezet worden. Deze moet zo lang zijn, dat hij tot op de bodem van de patroon komt.
Onderhoud 8.2.10 Brandstoffilter vervangen Zie gebruikshandleiding motor. 8.2.11 Starteraccu vervangen AANWIJZING De starteraccu is onderhoudsvrij volgens DIN 72311 deel 7 en bevindt zich in het motorcompartiment aan de rechter- zijde van de machine. (1) Accuhoofdschakelaar (4-10/7) uittrekken. (2) Motorkap openen. (3) Bevestigingsschroef (SW 17) (8-24/1) van de accu- Afbeelding 8-24 houder losdraaien en verwijderen.
Onderhoud 8.2.13 Handrem (vrije slag) controleren/in- stellen GEVAAR - Werkzaamheden aan de reminstallatie mogen alleen door geautoriseerd personeel uitgevoerd worden. - Olieverlies in de reminstallatie moet onmiddellijk aan het geautoriseerde personeel gemeld worden (lekkages!). (1) Peil voor hydraulische olie remsysteem controleren (4-10/8), eventueel bijvullen.
Onderhoud Vetsmeerpunten/oliesmeerpunten - Pos. 8 van het onderhoudsschema. - Op de machine rood gemarkeerd. 8.3.1 Achterasslingerpen (8-30/pijlen) ATTENTIE - De slingerpen van de achteras moet om de 50 bedrijfsuren gesmeerd worden. Afbeelding 8-30 - Voor het smeren van de achterasslingerpen moet de achteras worden ontlast.
Onderhoud 8.3.4 Kogeldraaiverbinding De vetvulling moet wrijving vermijden, afdichten en tegen corrosie beveiligen. Daarom het lager om de 10 bedrijfs- uren rijkelijk bijsmeren, tot er vet uittreedt. Tijdens het smeren van de kogeldraaiverbinding shovelarm in trappen van telkens 20° zwenken. Daarbij in iedere positie alle vier smeernippels (8-33/pijlen) smeren.
Pagina 79
Onderhoud - Zwenksysteem/telescooparm (8-36/pijl) Afbeelding 8-36 - Pen van de compensatiecilinder aan de stangzijde (8-37/pijl) Afbeelding 8-37 - Pen van de kiepcilinder onderkant (8-38/pijl) Afbeelding 8-38 T90C/T90D 8-15...
Pagina 80
Onderhoud - Pen van de kiepcilinder aan de stangzijde (8-39/pijl) Afbeelding 8-39 - Pen van de hefcilinder aan de stangzijde (8-40/pijl) Afbeelding 8-40 - Pen van de hefcilinder onderkant (8-41/pijl) Afbeelding 8-41 8-16 T90C/T90D...
Onderhoud 8.3.7 Cabineportier (8-45/pijlen) ATTENTIE De scharnieren van de cabineportieren moeten om de 50 bedrijfsuren worden gesmeerd. AANWIJZING Scharnieren van beide cabineportieren smeren. Afbeelding 8-45 8.3.8 4-in-1 bak ATTENTIE De lagerpennen van de 4-in-1 bak moeten om de 10 bedrijfsuren worden gesmeerd. AANWIJZING - De pen (8-46/pijl) moet aan beide kanten van de 4-in-1 bak gesmeerd worden.
Onderhoud 8.3.9 Oliesmeerpunten 8.3.9.1 Handrem ATTENTIE De draaipunten en tuimelstukken moeten om de 50 bedrijfsuren met motorolie gesmeerd worden (8-48/ pijlen). AANWIJZING Afbeelding 8-48 toont het bovenaanzicht op het bereik vooras/chassis. Afbeelding 8-48 8.3.9.2 Steunventiel-schakeling (8-49/pijl) ATTENTIE Het stangenstelsel van de steunventielschakeling moet om de 50 bedrijfsuren met motorolie gesmeerd worden.
Storing, oorzaak en verhelpen Storing, oorzaak en verhelpen AANWIJZING *) Storingen mogen alleen door geautoriseerd personeel verholpen worden. Storing Waarschijnlijke oorzaak Verhelpen Motor Zie gebruikshandleiding motor Motor start niet Rijschakelaar (4-10/12) niet in Rijschakelaar in neutrale stand zet- neutrale stand Telescooparm gaat niet omhoog Het overdrukventiel in het stuur- Overdrukventiel compleet demonte-...
Pagina 87
Storing, oorzaak en verhelpen Waarschijnlijke oorzaak Verhelpen Storing Filterverstopping Filterelementen vervangen Storingen in de rij- en arbeids- hydrauliek Te weinig olie in reservoir Olie bijvullen hydraulische olie Elektrische aansluitingen aan de Aansluitingen volgens elektrisch axiale plunjerpomp niet vast, totaal schema verbinden en reinigen los of geoxideerd Hogedrukventielen vervuild Hogedrukventielen reinigen...
11 Technische gegevens Technische gegevens AANWIJZING De technische gegevens hebben betrekking op de banden 16/70-20. 11.1 Machine - Hoogte 2770 mm - Breedte 2030 mm - Wielbasis 2050 mm - Spoor 1680 mm - Bedrijfsgewicht zonder aanbouwdelen 6860 kg - Bodemvrijheid - differentieel 370 mm - Draaicirkel (achterkant)
Technische gegevens 11 Uitvoering „35 km/h“ 1e versnelling - Schakeltrap I 0..6 km/h - Schakeltrap II 0..17 km/h 2e versnelling - Schakeltrap I 0...10,5 km/h - Schakeltrap II 0..35 km/h 11.6 Aslasten - toegestane aslasten volgens het wegenverkeersreglement - voor 4500 kg - achter 4500 kg...
12 Technische gegevens (aanbouwdelen) Aanbouwdelen AANWIJZING - De technische gegevens hebben betrekking op de banden 16/70-20. 12.1 Bakken - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-2 T90C/T90D...
Pagina 105
Technische gegevens (aanbouwdelen) 12 12.1 Bakken Baktype Standaard- Lichtgewicht- 4-in-1 Totale lengte 6450 6095 6520 AA4 Uitkiephoek max. ° Uitkiephoek ° Inkiephoek max. ° Stortafstand max. bij uitkiephoek 45° 1745 1960 1860 B’ Stortafstand max. bij uitkiephoek 45° 2760 2970 2880 Storthoogte bij stortafstand max.
Pagina 106
12 Technische gegevens (aanbouwdelen) 12.1 Bakken Baktype Standaard- Lichtgewicht- 4-in-1 Bakvolume volgens DIN/ISO 7546 m³ Bakbreedte 2100 2000 2100 Gewicht Lasten volgens ISO 14397 Stortgoeddichtheid t/m³ Kieplast (telescoop ingeschoven) frontaal 2950 2880 2780 gezwenkt 2320 2250 2140 Werklast (telescoop ingeschoven) * frontaal 1475 1440...
12 Technische gegevens (aanbouwdelen) 12.2 Palletvork - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-6 T90C/T90D...
Pagina 109
Technische gegevens (aanbouwdelen) 12 12.2 Palletvork Totale lengte 6910 mm Uitkiephoek 72 ° Inkiephoek 20 ° Reikwijdte min. 1510 mm Reikwijdte max. 1915 mm C’ Reikwijdte max. 2930 mm Reikwijdte bij hefhoogte max. 930 mm D’ Reikwijdte bij hefhoogte max. 1310 mm Overlaadhoogte bij reikwijdte max.
Pagina 110
12 Technische gegevens (aanbouwdelen) 12.2 Palletvork Tandlengte 1100 mm Tandhoogte 45 mm Tandafstand (t.o.v. het midden) - min. 216 mm - max. 1054 mm Eigengewicht 210 kg Toegelaten werklast N volgens ISO 14397 (telescoop ingeschoven) frontaal - vlak terrein (stabiliteitsveiligheidsfactor 1,25) 2135 kg - ongelijk terrein (stabiliteitsveiligheidsfactor 1,67) 1600 kg...
12 Technische gegevens (aanbouwdelen) 12.3 Lasthaak - Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-10 T90C/T90D...
Pagina 113
Technische gegevens (aanbouwdelen) 12 12.3 Lasthaak Toegelaten werklast volgens DIN EN 474-3 (volgens ISO 8313) verste reikwijdte (stabiliteitsveiligheidsfactor 2) (telescoop ingeschoven) (telescoop uitgeschoven) - frontaal 1200 kg 600 kg - gezwenkt 600 kg 370 kg Eigengewicht 160 kg Totale lengte 7150 mm Reikwijdte min.