Inhoudsopgave Inleiding Voorwoord De zwenklader, de kniklader en de graaf-laadcombinatie van Ahlmann maken deel uit van het omvangrijke en veelzijdige aanbod van Ahlmann grondverzetmachines en kunnen in zeer uiteenlopende situaties worden gebruikt. Dankzij jarenlange ervaring in de fabricage van grondverzetmachines, een uitgebreid aanbod van aanbouwapparatuur, onze moderne constructie- en produktiemethoden, zorgvuldiguitgevoerde testprogramma's en hoge kwaliteitsnormen, kunt u volledig vertrouwen op uw Ahlmann laadschop.
Pagina 4
Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen: Unfallverhutungsvorschrift (Regels ter voorkoming van ongelukken) StVZO = Strassenverkehrzulassungsordnung (Duitse verkeersregels) Uitgave: 02.2007 S150/S151/S152/Z152...
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Algemene veiligheidsvoorschriften Alarmsignalen en symbolen ....................1 - Het juiste gebruik van de machine ..................1 - Organisatorische maatregelen ....................1 - Personeelsselectie en de eisen waaraan het personeel moet voldoen ........1 - Veilighedsvoorschriften tijdens bepaalde werkzaamheden ............. 1 - 1.5.1 Normaal gebruik ........................
Veiligheidsvoorschriften Algemene veiligheidsvoor- schriften Alarmsignalen en symbolen In deze handleiding worden de volgende aanduidingen resp. tekens gebruikt om op bepaalde onderdelen extra aandacht te vestigen: OPMERKING speciale informatie betreffende economisch gebruik van de machine. LET OP speciale informatie en regels ter voorkoming van beschadigingen.
Veiligheidsvoorschriften 1.3.2 Als aanvulling op de handleiding (machine en motor) moeten de algemeen geldende wettelijke bepalingen met betrekking tot het voorkomen van ongevallen (met name de Arbo-wet), alsmede de wettelijke bepalingen ter voorkoming van milieuverontreiniging in acht worden geno- men. Uiteraard dienen ook de geldende verkeersregels te wor- den nageleefd.
Veiligheidsvoorschriften De personen moeten: - 18 jaar of ouder zijn - lichamelijk en geestelijk gezond zijn - geinstrueerd zijn over het gebruik of onderhoud van de machine en bewezen hebben over relevante kennis en vaardigheden te beschikken - de verwachting gestand doen dat hen deze taken kunnen worden toevertrouwd.
Pagina 13
Veiligheidsvoorschriften 1.5.1.9 Vermijd tijdens het werk alles wat gevaar kan opleveren! 1.5.1.10 Aanbouwapparatuur mag niet gebruikt worden om personen te vervoeren! 1.5.1.11 De machinist mag pas dan aan het werk gaan als er binnen de gevarenzone geen mensen meer aanwezig zijn.
Pagina 14
Veiligheidsvoorschriften 1.5.1.21 De persoon die de machinist begeleidt moet betrouwbaar en van te voren goed geinstrueerd zijn. 1.5.1.22 Gids en machinist moeten bepaalde tekens afspreken die zij alleen mogen gebruiken. 1.5.1.23 Gidsen moeten goed herkenbaar zijn aan hun kleding. Zij moeten zich binnen het gezichtsveld van de machinist bevinden.
Veiligheidsvoorschriften 1.5.1.34 Tijdens pauzes en bij beeindiging van het werk moet de machinist de machine op een stevige, en bij voorkeur vlakke ondergrond neerzetten om wegrollen te voorkomen. 1.5.2 Specifieke werkzaamheden in het kader van het gebruik van de machine en opheffing van storingen tijdens het werk;...
Pagina 16
Veiligheidsvoorschriften 1.5.2.9 Geef alleen ervaren personeel opdracht om ladin- gen te bevestigen. Ladingen moeten zodanig bevestigd zijn dat ze niet kunnen verschuiven of vallen. 1.5.2.10 Verplaats beladen machines alleen als de ondergrond egaal is. 1.5.2.11 Bij gebruik van hefwerktuigen, mogen beladers de kraanarm alleen vanaf de zijkant benaderen en pas nadat zij toestemming van de machinist hebben gekregen.
Veiligheidsvoorschriften 1.5.2.22 Zorg voor een veilige en milieuvriendelijke afvoer van gebruikte brandstof en onderdelen. 1.5.2.23 De machine moet voordat deze voor het eerst wordt gebruikt en na ingrijpende veranderingen, worden getest door een ter zake kundig persoon. 1.5.2.24 De machine moet 1x per jaar door een ter zake kundig persoon worden gecontroleerd.
Veiligheidsvoorschriften 1.6.1.3 Wanneer de machine onder stroom komt te staan, moet de machinist de machine direkt uit te gevaren- zone brengen door de aanbouwapparatuur te heffen, te laten zakken, weg te zwenken of door weg te rijden. Als dit niet mogelijk is, gelden de volgende regels: - de kabine niet verlaten - mensen in de omgeving van de machine waarschuwen niet dichterbij te komen of de machine aan te raken...
Veiligheidsvoorschriften 1.6.4 Olieen, vetten en andere chemische substanties 1.6.4.1 Let bij het gebruik van olieen, vetten en andere chemische substanties altijd op de voor die produkten geldende veiligheidsmaatregelen! 1.6.4.2 Wees voorzichtig bij het gebruik van hete brand- stoffen (gevaar voor verbranding)! 1.6.4.3 Wees voorzichtig bij het gebruik van remvloeistof en accuzuur.
Veiligheidsvoorschriften 1.7.4 Tijdens het laden en het transport moeten de machine en de benodigde aanbouwapparatur beveiligd zijn tegen ongewenste bewegingen. Modder, sneeuw en ijs moeten van de banden verwijderd worden, zodat men zonder gevaar tegen hellingen kan oprijden. 1.7.5 Wanneer de machine weer in gebruik wordt genomen, dient men overeenkomstig de handleiding te handelen.
Pagina 22
Lasthaken darf die gebouwd hulpstuk of een last- Hubwerksfederung nicht ein- haak mag de lierwerkvering niet geschaltet werden. worden ingeschakeld. AS 150 AZ 150 17.5 - 3,0 bar 17.5 R 25 550/65 R 25 2.2 2.2 bar Baumaschinen GmbH...
Pagina 23
Bebording Symboolbord: Het verblijf in de gevarenzone is verboden! Bord: OPGEPAST! - Tijdens het rijden op de openbare weg mag alleen de achterwielbesturing worden gebruikt! Bord: OPGEPAST! - Besturing enkel bedrijfsklaar bij een lopende motor! Niet bezet Bord: OPGEPAST! Tijdens het bedrijf van de lierwerkvering is de leidingbreukveiligheid van de hefcilinder buiten werking.
Om het snellere terugvinden resp. de snellere identificatie door de onderzoekende instantie mogelijk te maken (bijv. recherche van een deelstaat, federale recherche, douane), zijn de Ahlmann-bouwmachines van de volgende identificatietekens voorzien: Identificatietekens aan het toestel (1) Het typeplaatje toestel (3-1/pijl). Het bevat naast andere gegevens ook het VIN-nummer (voertuig- identificatienummer) van 17 cijfers dat met W09 begint.
Beveiliging tegen diefstal (12) Stuurschakelaar (4-5/5) in positie "groot licht" induwen. * (13) De twee deuren sluiten. (14) De motorafdekkap sluiten. (15) Tankdop sluiten. * In geval van een kortsluitingmoeten buitenstaanders op de buitengewone verlichte machine attent worden gemaakt. Transponder blokkeerinrichting tegen wegrijden (Speciale uitrusting) De „transponder blokkeerinrichting tegen wegrijden“...
Deze veranderingen worden in hoofdstuk 13 samengevat en kunnen daar worden nagelezen. Overzicht AS 150 AZ 150 Afbeelding 4-1 1 - schoepenbescherming 2 - schoep/aanbouwtoestel 3 - balanshefboom...
Beschrijving Draaimechanisme en assteun Door een afzonderlijke tandwielpomp worden via een regelventiel twee draaicilinders gevoed. De draaistoel is door middel van een kettingaandrijving met de cilinders verbonden en daardoor volledig zonder speling. De draai- beweging kan zonder onderlinge invloed gelijktijdig met de hefbeweging van de schoeparm gebeuren.
Beschrijving Airco-installatie (SA) Het toestel is voorzien van een airco-installatie, waarmee de bestuurder de door hem gewenste temperatuur kan instellen. Ze garandeert een beter reactievermogen en verhoogt het concentratievermogen blijvend. Terzelfdertijd ontvochtigt ze de lucht die in de cabine werd ingevoerd, vermijdt de neerslag van het condenswater op de ruiten en maakt daardoor een beter zicht mogelijk.
Beschrijving Lierwerkvering Tijdens het verplaatsen van het toestel over een grotere afstand, vooral met een gevulde schoep, is het effectief de lierwerkvering (4-8/15) in te schakelen om het "opslingeren" van het toestel te verminderen. Dit is vooral het geval bij een oneffen terrein en wanneer het toestel met een hoge snelheid wordt verplaatst.
Pagina 34
Beschrijving (4) Bij het vervangen van een wiel aan de vooras: - Schoeparm opheffen en de schoeparmsteun (1-1/pijl) inzetten. - Draaimechanisme blokkeren. Hiervoor de blokkeerspie (1-3/pijl) uit de houder nemen, in zwenkblokkering (1-4/ pijl) zetten en met de veeropsluitpen beveiligen. (4) Bij het vervangen van een wiel aan de achteras: Aanbouwtoestel op de grond leggen.
Beschrijving 4.10 Bedieningselementen 1 - Sperinrichting voor de stuurkolomregeling - naar voor/achter - in de richting van de stuurkolomas 2 - Gaspedaal 3 - Dubbel pedaal voor de bedrijfsrem/beweging per millimeter 4 - Voetpedaal voor het zwenken 5 - Stuurschakelaar - naar voor: knipperlamp rechts - naar achter:...
Beschrijving 4.11 Bedieningskast 11 12 13 14 15 23 22 21 20 Afbeelding 4-8 1 - tuimelschakelaar voor permanente schakeling extra hydraulica (SA) Controlelampeneenheid: 2 - niet bezet 3 - niet bezet 4 - schakelaar voor drijfwerkomschakeling (enkel voor langzaamlopende toestel) 5 - tuimelschakelaar voor differentieelgrendel (SA) 6 - brandstofindicatie 7 - koelwatertemperatuurindicatie/...
Pagina 37
Beschrijving Zekeringkast (positie 17): 1 Rijaandrijving 7,5 A 2 Knipperlicht 7,5 A 3 Hydraulica 10,0 A 4 Verwarming/Installatie voor klimaregeling 10,0 A 5 Achterruitverwarming 15,0 A 6 Groot licht 7,5 A 7 Dimlicht 7,5 A 8 Achterlicht links, parkeerlicht links 5,0 A 9 Achterlicht rechts, parkeerlicht rechts 5,0 A...
Bediening Bediening Door constructieve veranderingen die voor het verbeteren en voor de verdere technische ontwikkeling van dit toestel mogelijk en noodzakelijk zijn, kan het tot een afwijkende figuratieve en inhoudelijke weergave komen. Deze veranderingen worden in hoofdstuk 13 samengevat en kunnen daar worden nagelezen. Controles voor de inbedrijfstelling - Motoroliestand (zie gebruiksaanwijzing motor) - Stand hydraulische olie...
Bediening OPMERKING Indien de motor na twee startprocedures niet is aangeslagen, moet de oorzaak volgens de storingstabel van de gebruiksaanwijzing van de motor worden gezocht. Bij buitengewoon lage temperaturen volgens de gebruiksaanwijzing van de motor te werk gaan. Na een koude start kan de verstoppings- indicatie (4-8/36) voortijdig schitteren.
Bediening 5.2.2.2 Motorolieverversing Zie gebruiksaanwijzing motor en gebruiksaanwijzing toestel (hoofdstuk 8.2.6). 5.2.2.3 Olieverversing hydraulische installatie OPGEPAST Daar de viscositeit van de hydraulische olie (traagvloeibaar) met de temperatuur verandert, is voor de keuze van de viscositeitsklasse (SAE- klasse) de omgevingstemperatuur op de plaats waar het toestel wordt gebruikt doorslaggevend.
Bediening Voor het begin van de rit op de openbare weg moeten de volgende veiligheidsmaatregelen voor het wegverkeer wor- den getroffen: 5.2.3.1 Meevoeren van een schop (1) De schoeparm laten zakken tot het diepste punt van de schoeparm resp. van de schoep tenminste 30 cm boven de rijstrook staat (5-4).
Bediening 5.2.4 Werken met het toestel 5.2.4.1 Langzaamlopende toestel uitvoe- ring "20 km/h" en "25 km/h" In de regel worden alle werkzaamheden in de hydraulische rijtrap II (4-7/1) en de transmissietrap (4-8/4) die aan het werk aangepast wordt, uitgevoerd. OPGEPAST De rijtrappen van de verdeleraandrijving mogen alleen in rust worden geschakeld en ook alleen dan, wanneer de bedrijfsrem wordt bediend en de...
Pagina 45
Bediening (1) De twee deuren sluiten. (2) Blokkeerrem (4-7/4) lossen. (3) Transmissietrap [(4-8/4) » alleen voor de uitvoering langzaamlopende toestel "20 km/h" en "25 km/h" «] resp. [(4-7/1) » alleen voor de uitvoering snellopende toestel"40 km/h" «] vooraf kiezen. (4) Hydraulische rijtrap [(4-7/1) » alleen voor de uitvoering langzaamlopende toestel "20 km/h"...
Bediening 5.2.5 Verwarmings- en ventilatieinstallatie/ Installatie voor klimaregeling (SA) 5.2.5.1 Luchthoeveelheid regelen (1) Ventilator-draaischakelaar (5-6/4) afhankelijk van de gewenste hoeveelheid lucht in positie 0, ventilatortrap 1, ventilatortrap 2 of ventilatortrap 3 schakelen. (2) Luchtstroomrichting telkens links en rechts aan de zijdelings aangebrachte uitstroomstralen (5-7/1 en 5-8/1) regelen.
Bediening Buitenbedrijfstelling 5.3.1 Toestel uitschakelen (1) Toestel op een vaste bodem stoppen, indien mogelijk niet op hellingen. (2) Blokkeerrem (4-7/4) aanhalen. (3) De schoep resp. het aanbouwtoestel op de grond neerzetten. (4) Rijschakelaar (4-7/3) in positie "0" brengen. GEVAAR Indien het neerzetten op hellingen absoluut noodzakelijk is, moeten bijkomend tot de blokkeerrem onderlegspieën voor de wielen van de vooras op de sterk hellende kant worden...
Bediening Bestuurdersplaats instellen 5.4.1 Isri-bestuurdersplaats (1) Met de handhefboom (5-9/2) de neiging van de rugleuning instellen resp. de rugleuning neerklappen. (2) Door het omhoogtrekken van de handhefboom (5-9/3) de zithoogte en de zitneiging achteraan instellen. (3) Door het omhoogtrekken van de handhefboom (5-9/4) de zithoogte en de zitneiging vooraan regelen.
Pagina 49
Bediening (2) Hoogte-instelling: De hoogte-instelling kan in meerdere trappen aangepast worden. Bestuurdersstoel naar behoefte tot hoorbaar inklikken omhoogbrengen. Als de bestuurdersstoel over de laatste trap (aanslag) omhoog wordt gebracht, zakt de bestuur- dersstoel naar de laagste stand (5-12). Afbeelding 5-12 (3) Helling armsteun: De helling in lengterichting van de armsteunen kan door draaien van het wieltje (5-13/pijl) gewijzigd worden.
Bediening (5) Instelling rugleuning: De verstelling van de rugleuning vindt plaats met de vergrendelingshendel (5-15/pijl). AANWIJZING De vergrendelingshendel moet in de gewenste positie inklikken. Na het vergrendelen mag de rugleuning zich niet meer in een andere positie laten verplaatsen. Afbeelding 5-15 (6) Instelling in lengterichting: Door bediening van de vergrendelingshendel naar boven wordt de instelling in lengterichting vrijgegeven (5-16).
Aanbouwtoestellen Aanbouwtoestellen Aanbouw en demontage van aanbouw- toestellen zonder hydraulische aansluiting 6.1.1 Standaardschoep/schoep voor licht- goed Aanbouw (1) Schoeparm in de onderste positie brengen en de snelwisselinrichting kippen. (2) Toestel tot aan de schoeprijden (6-1). (3) Met de snelwisselinrichting de schoep opnemen en terwijl terzelfdertijd de snelwisselinrichting wordt gekipt de schoep opheffen tot de snelwisselinrichting aansluit (6-2).
Aanbouwtoestellen 6.1.2 Lifttruckhulpstuk OPMERKING Afbeelding 6-4 toont het toestel met een lifttruckhulpstuk in de bovenste schoeparm- positie. De aanbouw en demontage wordt analoog met de standaardschoep/schoep voor lichtgoed (hoofdstuk 6.1.1) uitgevoerd. GEVAAR De twee bouten van de snelwisselinrichting moeten zich aan beide zijden in de uitboringen van de ophanging van het lifttruckhulpstuk bevinden en zijdelings duidelijk zichtbaar Afbeelding 6-4...
Aanbouwtoestellen 6.1.3 Lasthaak OPMERKING De aanbouw en demontage wordt analoog met de standaardschoep/schoep voor lichtgoed (hoofdstuk 6.1.1) uitgevoerd. Het typeplaatje bevindt zich rechts aan de bovenkant van de lasthaaksteun. GEVAAR De twee bouten van de snelwisselinrichting moeten zich op beide zijden in de uitboringen van de lasthaakophanging bevinden en zijdelings duidelijk zichtbaar uitsteken.
Pagina 55
Aanbouwtoestellen (5) Inhangen en vergrendelen links en rechts controleren. GEVAAR De twee bouten van de snelwisselinrichting moeten zich aan beide zijden in de uitboringen van de schoepophanging bevinden en zijdelings duidelijk zichtbaar uitsteken (6-9/pijl). (6) Motor afzetten. (7) De druk uit de hydraulische leidingen door heen-en- weer bewegingen van de handhefboom voor de extra hydraulica (4-6/5) verwijderen.
Aanbouwtoestellen Opmerkingen voor het gebruik van de multi- functionele schoep De multifunctionele schoep kan voor de volgende toepas- singen worden gebruikt: - Schillen (6-13) Afbeelding 6-13 - Afgraven (6-14) Afbeelding 6-14 - Grijpen (6-15) en - Schepbedrijf. Afbeelding 6-15 S150/S151/S152/Z152...
Aanbouwtoestellen 6.2.2 Frontbaggermachine Aanbouw Het aanbouwen gebeurt analoog met de multifunctionele schoep [(hoofdstuk 6.2.1 (1) ...(10)]; hier moeten echter de vier hydraulische slangleidingen van de frontbaggermachine met de vier contrastekkers van de snelwisselinrichting worden verbonden. Er moet op worden gelet dat de twee rechterslangleidingen aan de dwarsarm van de frontbaggermachine met de rechtercontrastekkers van de snelwisselinrichting en de twee linkerslangleidingen aan de dwarsarm van de front-...
Aanbouwtoestellen 6.2.2.1 Verandering van lepel (1) Schoeparm opheffen en de schoeparmsteun inleggen (1-1/pijl). (2) De frontbaggermachine in een positie brengen, zodat de lepel met zijn rug op de grond ligt. (3) Motor afzetten (4) De druk uit de hydraulische leidingen door heen-en- weer bewegingen van de handhefboom voor de extra hydraulica (4-6/5) verwijderen.
Bergen, afslepen, sjorren, kraanverladen Bergen, afslepen, sjorren, kraanverladen Bergen, afslepen, sjorren 7.1.1 Bergen/afslepen van de zwenklader bij een uitgevallen motor of een uitgevallen rijdwerk GEVAAR Beveiligen van de bergingsplaats op de openbare weg. OPGEPAST De zwenklader mag niet worden aangesleept. Iedere aansleeppoging leidt tot be- schadigingen.
Pagina 61
Bergen, afslepen, sjorren, kraanverladen (4) De omschakelhefboom voor de besturing (4-6/4), bij vooraf rechtgezette wielen van de vooras, naar de positie "achterwielbesturing" schakelen. (5) Blokkeerrem (4-7/4) lossen. (6) De schoepsnijkant en de -tanden met de schoep- bescherming afdekken (5-4/pijl). (7) De stekker van de schoepbescherming in de contactdoos steken (5-5/pijl).
Pagina 62
Bergen, afslepen, sjorren, kraanverladen (15) Veren drukvrij maken. Contramoeren (7-4/2 en vooraan achteraan 7-4/4) losdraaien en de stelbouten (7-4/1 en 7-4/3) telkens een 1/4 slag aandraaien. De voor de ontgrendeling benodigde slag bedraagt één volledige omwenteling. OPGELET De waarde ‘één volledige omwenteling’ mag niet overschreden worden.
Bergen, afslepen, sjorren, kraanverladen GEVAAR - De stuurkrachten zijn bij een uitgevallen motor veel groter. - Toestel stapvoets (2 km/h) afslepen. - In geval van een grotere sleepafstand moet het defecte toestel worden verladen (sjorpunten zie 7-2/1 en 7-2/2, 7-3/1 en 7-3/2). - De maximaal toelaatbare lastopname van de rangeer- en sleepkoppeling vooraan (7-2/1) bedraagt horizontaal in langsrichting 8,0 t.
Pagina 64
Bergen, afslepen, sjorren, kraanverladen (13) Veren drukvrij maken. Contramoeren (7-4/2 en 7-4/4) losdraaien en de stelbouten (7-4/1 en 7-4/3) telkens een 1/4 slag aandraaien. De voor de ontgrendeling benodigde slag bedraagt één volledige omwenteling. OPGELET De waarde ‘één volledige omwenteling’ mag niet overschreden worden.
Bergen, afslepen, sjorren, kraanverladen Bij een langere afsleepafstand moet het defecte toestel worden verladen (sjorpunten zie 7-2/1 en 7-2/2, 7-3/1 en 7-3/2). De maximaal toelaatbare lastopname van de rangeer- en sleepkoppeling vooraan (7-2/1) bedraagt horizontaal in langsrichting 8,0 t. De maximaal toelaatbare lastopname van de rangeer- en sleepkoppeling achteraan (7-3/1) bedraagt horizontaal in langsrichting 8,0 t.
Onderhoud Onderhoud Door constructieve veranderingen die voor het verbeteren en de verdere technische ontwikkeling van dit toestel mogelijk en noodzakelijk zijn, kan het tot een afwijkende figuratieve en inhoudelijke weergave komen. Deze veranderingen werden in het hoofdstuk 13 samenge- vat en kunnen daar worden nagelezen. Onderhoudsaanwijzingen GEVAAR De motor moet stilstaan.
Onderhoud Onderhoudswerkzaamheden 8.2.1 Oliepeilcontrole motor Zie gebruiksaanwijzing motor. Afbeelding 8-1 8.2.2 Oliepeilcontrole assen 8.2.2.1 Achteras (1) De afsluitstoppen uit de asbrug (8-1/pijl) resp. (8-2/pijl) uitdraaien. OPMERKING Het oliepeil moet tot aan de afsluitstopboringen komen. Eventueel tandwielolie bijvullen. Eventueel uitlopende olie opvangen. (2) De afsluitstoppen weer indraaien.
Onderhoud 8.2.2.3 Vooras (1) De afsluitstoppen uit de asbrug (8-4/pijl) resp. (8-5/pijl) uitdraaien. OPMERKING Het oliepeil moet tot aan de afsluitstop- boringen komen. Eventueel tandwielolie bijvullen. Eventueel uitlopende olie opvangen. (2) De afsluitstoppen weer indraaien. Afbeelding 8-4 Afbeelding 8-5 8.2.3 Oliepeilcontrole verdelertransmissie »...
Onderhoud 8.2.4 Oliepeilcontrole verdelertransmissie » snellopende toestel 40 km/h « (1) Oliepeil aan het peilglas (8-7/1) controleren. OPMERKING De oliespiegel moet in het bovenste kwart van het peilglas zichtbaar zijn. Eventueel tandwielolie via de afsluitstopboring (8-7/2) bijvullen. Eventueel uitlopende olie opvangen. Afbeelding 8-7 8.2.5 Oliepeilcontrole hydraulische olietank...
Onderhoud 8.2.6 Olieverversing motor (1) Onderhoudsklep van de motorcarter worden afge- schroefd (8-10/pijl). (2) Voldoende groot olieverzamelvat eronder plaatsen. (3) Motorafdekkap openen. (4) De afdekkap van de olieaftapplug aan de motor af- schroeven. (5) Afvoeraansluiting met slang uit het werktuigvak (4-1/13) aan de olieaftapplug aanschroeven.
Onderhoud OPMERKING De gegevens over de oliehoeveelheid staan in het onderhoudsplan (pagina 8-1 resp. 8-2). Na enkele minuten, wanneer het oliepeil is gezakt, olie bijvullen tot de voorgeschreven stand wordt bereikt en constant blijft. Het asontluchtingsventiel (8-13/pijl) moet vrij van verontreinigingen zijn. (5) Afsluitstoppen asbrug (8-11/4 en 8-12/pijl) weer inschroeven.
Onderhoud 8.2.8 Olieverversing verdelertransmissie » langzaamlopende toestel 20 km/h en 25 km/h « (1) Voldoende groot olieverzamelvat eronder plaatsen. (2) Afsluitstoppen (8-19/1 en 8-19/2) uitdraaien en olie laten uitlopen. OPGEPAST De opgevangen "vuile olie" milieuvriendelijk verwijderen! (3) Afsluitstop (8-19/1) weer inschroeven. (4) Olie via de afsluitstopboring (8-19/2) ingieten tot de Afbeelding 8-19 olie tot aan de opening komt.
Onderhoud 8.2.10 Olieverversing hydraulische installatie (1) Motorafdekkap openen. (2) Olieverzamelvat (minimumgrootte zie hoofdstuk 11.11) klaarzetten. (3) Afdekkap van de olieaftapplug (8-22/pijl) afschroeven. (4) Afvoeraansluiting met slang uit het werktuigvak (4-1/13) aan de olieaftapplug aanschroeven. (5) Sluitdop van de slang aftrekken. (6) Olie in een verzamelvat aflaten.
Onderhoud 8.2.11 Zuig-terugloopfilterelement vervangen OPGEPAST Het vervangen van het filterelement volgens het onderhoudsplan uitvoeren resp. wanneer de verstoppingsindicatie (4-8/34) oplicht. OPMERKING Na een koude start kan de verstoppingsindicatie voortijdig oplichten. Deze gaat echter uit, wanneer de hydraulische olie warm wordt. (1) Onderhoudsplaat (8-25/pijl) afschroeven.
Onderhoud 8.2.12 Luchtfilter onderhouden/vervangen OPMERKING Het onderhoud van de filterpatroon is nodig, wanneer het rode veld van de onderhoudsindicatie (8-28/1) zichtbaar is, ten laatste echter na 12 maanden. (1) De motorafdekkap openen. (2) De beide vleugenmoeren aan de bovenzijde van het onderhoudsrooster (8-28/2) losdraaien.
Onderhoud (1) Filterpatroon demonteren (hoofdstuk 8.2.12). (2) Zegel van de veiligheidspatroon (8-30/pijl) bijv. met een schroevendraaier van het midden naar buiten doordrukken en de twee lussen omhoogtrekken. (3) De veiligheidspatroon aan de twee lussen grijpen en met lichte draaibewegingen uittrekken en samen met de nu eveneens te vernieuwen filterpatroon door een nieuwe vervangen.
Onderhoud 8.2.16 Ventilatiefilter onderhouden/vervan- (1) Skoparm lyfts upp, skoparmstödet läggs in och skoparmen svängs helt åt höger eller vänster. (2) De vier bevestigingsschroeven (8-33/pijl) van de ver- warmingsafdekking lossen en de afdekking verwijderen. (3) De filterelementen (8-34/pijlen) verwijderen en met druklucht reinigen.
Onderhoud Vetsmeerpunten OPMERKING De vetsmeerpunten zijn aan het toestel in rood gemerkt. 8.3.1 Achterasslingerbouten (8-36/pijlen) OPGEPAST De slingerpen van de achteras moet om de 10 bedrijfsuren gesmeerd worden. Voor het smeren van de achterasslingerpen moet de achteras worden ontlast. Afbeelding 8-36 8.3.2 Achteras (8-37/pijlen) OPGEPAST...
Onderhoud 8.3.4 Kogeldraaiverbinding (8-39/pijlen) De vetvulling moet wrijving vermijden, afdichten en tegen corrosie beschermen. Daarom om de 10 bedrijfsuren het lager overvloedig nasmeren tot het vet eruit komt. Tijdens het smeren van de kogeldraaiverbinding de schoeparm in trappen van telkens 20° zwenken. In iedere positie alle vier de smeernippels smeren.
Onderhoud 8.3.7 Motorkap OPGEPAST De scharnieren van de motorkap (8-42/pijlen) moeten om de 50 bedrijfsuren worden gesmeerd. Afbeelding 8-42 Oliesmeerpunten 8.4.1 Steunventielschakeling OPGEPAST De schakelstang van de steunventielschakeling moet om de 50 bedrijfsuren met motorolie worden gesmeerd. (1) De schoeparm opheffen, de schoeparmsteun inleggen en de schoeparm helemaal naar links of naar rechts zwenken.
Pagina 86
Storing, oorzaak en maatregelen Storing, oorzaak en maatregelen OPMERKING *) Maatregelen alleen door bevoegd personeel Storing Waarschijnlijke oorzaak Maatregelen Motor Zie gebruiksaanwijzing motor Motor start niet Rijschakelaar (4-7/3) Rijschakelaar in neutrale positie niet in een neutrale positie brengen Schoeparm kan niet worden geheven Overdruk in het regelventiel Overdrukventiel volledig demon- resp.
Pagina 87
Storing, oorzaak en maatregelen Storing Waarschijnlijke oorzaak Maatregelen Storing in de rij- en Filterverstopping Filterelementen vervangen arbeidshydraulica Te kort aan olie in de hydraulische Olie bijvullen olietank Elektroaansluitingen aan de axiale Aansluitingen volgens elektrisch plunjerpomp niet vast, volledig installatieplan verbinden of reinigen separaat of geoxideerd Hoogdrukventielen vervuild Reinigen...
11 Technische gegevens (toestel) Technische gegevens (toestel) OPMERKING De technische gegevens hebben betrekking tot de banden 17.5 R 25. 11.1 Toestel - hoogte 3100 mm - breedte 2460 mm - wielstand 2200 mm - spoor 1980 mm - bedrijfsgewicht zonder aanbouwtoestel 10040 kg - hoogte tussen wegdek en voertuigbodem - differentieel...
Technische gegevens (toestel) 11 uitvoering “25 km/h” 1ste versnelling - rijtrap I 0 ..5 km/h - rijtrap II 0..10,5 km/h 2de versnelling - rijtrap I 0..11,5 km/h - rijtrap II 0..25 km/h uitvoering “40 km/h” Kruipgang (Symbool slak) 0 ..5 km/h 1de versnelling 0 ...11,5 km/h 2de versnelling...
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) Aanbouwtoestellen OPMERKING De technische gegevens hebben betrekking tot de banden 17.5-25 12 PR. 12.1 Schoepen Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-2 S150/S151/S152/Z152...
Pagina 107
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.1 Schoepen Schoeptype Steinschaufel Steinschaufel LPR 35 - 056 LPR 40 - 109 ohne Einlegeblech ohne Einlegeblech Schoepvolume volgens DIN/ISO 7546 m³ 1,30 1,35 Schoepbreedte 2510 2460 Eigen gewicht Lasten volgens DIN 24094 Stortgoeddichtheid t/m³ Kipbelasting - frontaal 4610 4560...
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.2 Lifttruckhulpstuk Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-4 S150/S151/S152/Z152...
Pagina 109
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.2 Lifttruckhulpstuk Tandlengte 1200 mm Tandhoogte 50 mm Tandafstand (centraal) - min. 340 mm - max. 1340 mm Eigen gewicht 310 kg Toelaatbare nuttige last N volgens DIN 24094 Frontaal - effen terrein (stabiliteitsfactor 1,25) 3630 kg - oneffen terrein (stabiliteitsfactor 1,67) 2725 kg Gezwenkt...
12 Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12.3 12.3 Frontbaggermachine Lasthaak Afmetingen volgens ISO 7131/35 Afmetingen volgens ISO 7131/35 12-6 S150/S151/S152/Z152...
Pagina 111
Technische gegevens (aanbouwtoestellen) 12 12.3 Lasthaak Toegel. nom. lading volgens DIN EN 474-3 (Meetmethode analoog ISO 8313) grootste uitlading (factor standveiligheid 2) - frontaal 1660 kg - gezwenkt 1320 kg Eigen gewicht 230 kg Totale lengte 6515 mm Uitlading min. 1895 mm Uitlading max.
13 Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen Bijkomende speciale uitrus- tingen, veranderingen 13.1 Bijkomende speciale uitrustingen 13.1.1 Beschrijving (hoofdstuk 4) 13.1.1.1 Pijpbreukveiligheid Aan de hefcilinders en aan de kipcilinder is op de bodemzijde telkens een pijpbreukveiligheidsklep ingebouwd. In geval van een pijp- en/of slangbreuk in de hef- en/of kipinstallatie worden de bewegingen van de schoeparm resp.
Pagina 115
Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13 S150/S151/S152/Z152 13-3...
Pagina 116
13 Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13-4 S150/S151/S152/Z152...
Pagina 117
Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13 S150/S151/S152/Z152 13-5...
Pagina 118
13 Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13-6 S150/S151/S152/Z152...
Pagina 119
Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13 S150/S151/S152/Z152 13-7...
Pagina 120
13 Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13-8 S150/S151/S152/Z152...
Pagina 121
Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13 S150/S151/S152/Z152 13-9...
Pagina 122
13 Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13-10 S150/S151/S152/Z152...
Pagina 123
Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13 S150/S151/S152/Z152 13-11...
Pagina 124
13 Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13-12 S150/S151/S152/Z152...
Pagina 125
Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13 S150/S151/S152/Z152 13-13...
Pagina 126
13 Bijk. sp. uitrustingen, veranderingen 13-14 1001081A S150/S151/S152/Z152...