nl
7.5.2
Condensaatafvoer/isolatie
34
•
Alle componenten van een kracht of een moment bereiken hoogstens het 1,4-voudige
van de maximaal toegestane waarde.
•
De krachten en momenten die op elke flens inwerken, voldoen aan de voorwaarden van
de compensatievergelijking.
Fig. 23: Compensatievergelijking
Σ F
en Σ M
zijn de aritmetische sommen van de effectieve waarden van beide
effectief
effectief
pompflenzen (ingang en uitlaat). Σ F
van de maximaal toegestane waarden van beide pompflenzen (ingang en uitlaat). De alge-
braïsche voortekens Σ F en Σ M worden niet meegenomen in de compensatievergelijking.
Invloed van materiaal en temperatuur
De maximaal toegestane krachten en momenten gelden voor het basismateriaal gietijzer en
voor een temperatuuruitgangswaarde van 20 °C.
Voor hogere temperaturen moeten de waarden als volgt worden gecorrigeerd, afhankelijk
van de verhouding van de elasticiteitsmodules:
E
/ E
t, gietijzer
20, gietijzer
E
= elasticiteitsmodule gietijzer bij de gekozen temperatuur
t, GG
E
= elasticiteitsmodule gietijzer bij 20 °C
20, GG
Gebruik van de pomp in klimaat- of koelinstallaties:
•
Het condensaat dat in het lantaarnstuk ontstaat, kan gericht worden afgevoerd via een
aanwezig boorgat. Op deze opening kan ook een afvoerleiding worden aangesloten en
kan een geringe hoeveelheid uittredende vloeistof worden afgevoerd.
•
De motoren zijn voorzien van afvoergaten voor het condenswater. Deze zijn af fabriek
met rubberen stoppen afgesloten. De rubberen stop dient om beschermingsklasse IP55
te waarborgen.
•
Inbouwpositie:
Elke inbouwpositie behalve "Motor naar beneden" is toegestaan.
•
De ontluchtingsklep (Fig. I/II, pos. 1.31) moet altijd naar boven wijzen.
VOORZICHTIG
Als de rubberen stop is verwijderd, is beschermingsklasse IP55 niet meer
gegarandeerd!
LET OP
Bij installaties die worden geïsoleerd, mag in de regel alleen het pomp-
huis worden geïsoleerd, echter niet het lantaarnstuk, de aandrijving en de
verschildruksensor.
Bij zeer sterke condensaatvorming en/of ijsvorming kunnen ook de oppervlakken van het
lantaarnstuk waarop veel condensaat ontstaat, extra worden geïsoleerd (directe isolatie van
de afzonderlijke oppervlakken). Zorg er hierbij voor dat het condensaat doelgericht door de
afvoeropening van het lantaarnstuk wordt afgevoerd.
In geval van onderhoud mag de demontage van het lantaarnstuk niet worden gehinderd. De
volgende onderdelen moeten permanent vrij toegankelijk zijn:
•
Ontluchtingsventiel
•
Koppeling
•
Koppelingsbeveiliging
DIN EN 12828 in acht nemen. Bij het gebruik van isolatiemateriaal op de materiaalcompati-
biliteit letten. Ammoniakverbindingen kunnen in messingmaterialen (bijv. verschildruksen-
sor, ontluchtingsventiel) spanningsscheurcorrosie veroorzaken. Vermijd rechtstreeks con-
tact met de messingmaterialen.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-CronoLine-IL-E, Wilo-CronoBloc-BL-E • Ed.01/2023-04
en Σ M
zijn de aritmetische sommen
max. permitted
max. permitted