De close hauled-windmeter aanpassen
U kunt het bereik van de close hauled-windmeter voor zowel de
schaal Wind tegen als de schaal Wind mee opgeven.
1
Selecteer vanaf de windmeter Menu > Kompasmeter >
Metertype > Close hauled-meter.
2
Selecteer een optie:
• Als u de maximum- en minimumwaarden wilt instellen die
verschijnen als de close hauled-windmeter voor wind
tegen wordt weergegeven, selecteert u Wijzig schaal
wind tegen en stelt u de hoeken in.
• Als u de maximum- en minimumwaarden wilt instellen die
verschijnen als de close hauled-windmeter voor wind mee
wordt weergegeven, selecteert u Wijzig schaal wind mee
en stelt u de hoeken in.
• Als u de ware of schijnbare wind wilt weergeven,
selecteert u Wind en daarna een optie.
Tripmeters weergeven
Tripmeters bevatten gegevens over de afgelegde kilometers,
snelheid, tijd en brandstof voor de huidige trip.
Selecteer Info > Reis en grafieken > Trip.
De tripmeters opnieuw instellen
1
Selecteer Info > Reis en grafieken > Trip.
2
Selecteer een optie:
• Als u alle metingen voor de huidige reis wilt instellen op
nul, selecteert u Herstel Trip.
• Als u de meting van de maximumsnelheid wilt instellen op
nul, selecteert u Herstel maximale snelheid.
• Als u de afstandmeting wilt instellen op nul, selecteert u
Herstel kilometerteller.
• Als u alle metingen op nul wilt instellen, selecteert u
Herstel alles.
Batterijbeheer
U kunt de batterij en andere voedingsbronnen bekijken, en de
toestellen die gebruikmaken van die bronnen.
Batterijen worden boven aan het scherm vermeld. Andere
voedingsbronnen, zoals zonnecellen, dynamo, converter en
windgenerator, worden aan de linkerkant vermeld. De items aan
de rechterkant van het scherm zijn toestellen die gebruikmaken
van de batterijen en andere voedingsbronnen.
De pagina Batterijbeheer instellen
1
Selecteer A/V, meters, bed. > Accubeheer > Menu >
Bewerk toestellen.
2
Selecteer een item.
3
Selecteer Toestel en selecteer een item in de lijst.
4
Selecteer zo nodig Naam, voer een naam voor het toestel in
en selecteer OK.
5
Selecteer zo nodig Wijzig pictogram, selecteer een nieuw
symbool en selecteer OK.
6
Herhaal stap 2 t/m 5 voor elk toestel.
Grafieken weergeven
U moet een geschikte transducer of sensor hebben aangesloten
op het netwerk voordat u grafieken van
omgevingsveranderingen, zoals temperatuur, diepte en wind,
kunt bekijken.
Selecteer Info > Reis en grafieken > Grafieken.
Het grafiekbereik en de tijdschaal instellen
U kunt opgeven hoe lang diepten worden weergegeven in de
grafieken voor diepte- en watertemperatuur en welk dieptebereik
wordt weergegeven.
50
1
Selecteer in een grafiek Grafiekinstellingen.
2
Selecteer een optie:
• Als u een schaal voor de verstreken tijd wilt instellen,
selecteert u Tijdsduur. De standaardinstelling is 10
minuten. Als u een hogere waarde instelt, kunt u de
variaties gedurende een langere periode bekijken. Als u
een lagere waarde instelt, kunt u meer details voor een
kortere periode weergeven.
• Als u de schaal van de grafiek wilt instellen, selecteert u
Schaal. Wanneer u een hogere waarde opgeeft, kan er
meer variatie in de metingen worden weergegeven.
Wanneer u een lagere waarde kiest, kunt u meer details
voor de variatie weergeven.
inReach
WAARSCHUWING
Lees of beantwoord geen berichten tijdens het besturen van het
vaartuig. Als u geen aandacht geeft aan de omstandigheden op
het water, kan dit resulteren in schade aan vaartuigen,
lichamelijk letsel of overlijden.
U kunt een inReach Mini toestel verbinden met de kaartplotter
om berichten te lezen, beantwoorden en vooraf in te stellen
vanaf de kaartplotter.
OPMERKING: Het inReach Mini toestel moet verbonden zijn
met de kaartplotter en satellietsignalen ontvangen om berichten
te kunnen versturen en ontvangen met de kaartplotter.
Open de InReach® pagina door A/V, meters, bed. > InReach®
te selecteren.
Een inReach toestel verbinden met de
kaartplotter
U kunt een compatibel inReach toestel verbinden met de
kaartplotter om gegevens te beheren.
1
Breng het inReach toestel binnen 3 m (10 ft.) van de
kaartplotter.
2
Selecteer in het hoofdmenu van het inReach toestel Stel in >
ANT+ > Status > Aan.
3
Selecteer op de kaartplotter A/V, meters, bed. > InReach®
> Koppelen wordt gestart.
De kaartplotter begint naar het inReach toestel te zoeken en
maakt er verbinding mee. Dit kan tot 60 seconden duren.
4
Vergelijk de code op het inReach toestel met de kaartplotter
indien nodig, en selecteer OK als ze overeen komen.
De inReach en kaartplotter maken automatisch verbinding
wanneer ze binnen het bereik komen.
inReach berichten ontvangen
Wanneer uw inReach toestel een bericht ontvangt, verschijnt er
kort een pop-upmelding op het GPSMAP scherm.
• Om het volledige bericht te beluisteren, selecteert u Bekijk.
• Als u de pop-upmelding wilt uitschakelen, selecteert u OK of
wacht u tot de melding automatisch wordt gesloten.
Een inReach vooraf ingesteld bericht
verzenden
Vooraf ingestelde berichten zijn berichten die u hebt opgesteld
op explore.garmin.com. Vooraf ingestelde berichten bevatten
vooraf opgestelde tekst en opgegeven ontvangers.
1
Selecteer op de InReach® pagina Berichten > Verz.
inReach voorinstell.
2
Selecteer een vooraf ingesteld bericht.
3
Selecteer Verzend.
berichten
®
inReach
®
berichten