De kielcorrectie instellen
U kunt een kielcorrectie invoeren om de waterdieptemeting te
compenseren voor de installatielocatie van de transducer.
Hierdoor kunt u, afhankelijk van uw wensen, de diepte van het
water onder de kiel bekijken of de daadwerkelijke waterdiepte.
Als de transducer op de waterlijn of boven het uiteinde van de
kiel is geïnstalleerd en u de waterdiepte onder de kiel wilt weten
of het laagste punt van uw boot wilt vaststellen, meet u de
afstand tussen de locatie van de transducer en de kiel van de
boot.
Als de transducer onder de waterlijn is geïnstalleerd en u de
daadwerkelijke waterdiepte wilt weten, meet u de afstand van de
onderkant van de transducer tot de waterlijn.
OPMERKING: Deze optie is alleen beschikbaar als u over
geldige dieptegegevens beschikt.
1
De afstand meten:
• Als de transducer op de waterlijn
van de kiel is geïnstalleerd, meet u de afstand tussen de
locatie van de transducer en de kiel van de boot. Voer
deze waarde in als een positief getal.
• Als de transducer is geïnstalleerd op de waterlijn
de daadwerkelijke waterdiepte weet, meet u de afstand
tussen de transducer en de waterlijn. Voer deze waarde in
als een negatief getal.
2
Voer een van onderstaande handelingen uit:
• Als de transducer is aangesloten op de kaartplotter of een
sonarmodule, selecteert u Instellingen > Mijn boot >
Diepte en anker > Kielcorrectie.
• Als de transducer is aangesloten op het NMEA 2000
netwerk, selecteert u Instellingen > Communicatie >
NMEA 2000-instelling > Toestellenlijst; selecteer de
transducer en selecteer Bekijk > Kielcorrectie.
3
Selecteer
als de transducer op de waterlijn is
geïnstalleerd, of selecteer
kiel is geïnstalleerd.
4
Voer de afstand in die in stap 1 is gemeten.
Bediening van de stuurautomaat op een
zeilboot
Wanneer de stuurautomaat is ingeschakeld, bedient deze alleen
het roer. Als de stuurautomaat is ingeschakeld, blijft u met uw
bemanning verantwoordelijk voor de zeilen.
U kunt de stuurautomaat zowel een vaste voorliggende koers
als een vaste windsturing laten aanhouden. De stuurautomaat
Zeilfuncties
of boven het uiteinde
als de transducer onder aan de
VOORZICHTIG
kan tevens worden gebruikt voor de besturing van het roer
tijdens het overstag gaan en gijpen.
Vaste windsturing
U kunt de stuurautomaat instellen om een bepaalde koers aan
te houden ten opzichte van de huidige windhoek. Op uw toestel
moet een NMEA 2000 of NMEA 0183 compatibele windsensor
zijn aangesloten om een vaste windsturing of een op de wind
gebaseerde overstag- of gijpmanoeuvre te kunnen uitvoeren.
Het type vaste windsturing instellen
Voordat u het type vaste windsturing kunt inschakelen, moet u
een NMEA 2000 of NMEA 0183 windsensor aansluiten op de
stuurautomaat.
Raadpleeg voor geavanceerde instellingen van de
stuurautomaat de installatie-instructies van uw stuurautomaat.
1
Selecteer in het stuurautomaatscherm Menu >
Stuurautomaat instellen > Type vaste wind.
2
Selecteer Schijnb. of Waar.
Vaste windsturing inschakelen
Voordat u het type vast windsturing kunt inschakelen, moet u
een NMEA 2000 of NMEA 0183 windsensor aansluiten op de
en u
stuurautomaat.
Selecteer terwijl de stuurautomaat in de stand-bymodus staat
Vaste windsturing.
Vaste windsturing inschakelen vanuit een vaste
voorliggende koers
Voordat u het type vast windsturing kunt inschakelen, moet u
een NMEA 2000 of NMEA 0183 windsensor aansluiten op de
stuurautomaat.
Selecteer terwijl een vaste voorliggende koers is
ingeschakeld Menu > Vaste windsturing.
De hoek voor vaste windsturing met de stuurautomaat
aanpassen
Wanneer vaste windsturing is ingeschakeld, kunt u met de
stuurautomaat de hoek aanpassen.
• Selecteer
of
stappen van 1° aan te passen.
• Houd
of
stappen van 10° aan te passen.
Overstag gaan en gijpen
U kunt de stuurautomaat tevens zo instellen dat deze overstag
gaat of gijpt wanneer het aanhouden van een vaste
voorliggende koers of een vaste windsturing is ingeschakeld.
Overstag gaan en gijpen vanuit een vaste voorliggende
koers
1
Schakel een vaste voorliggende koers in
inschakelen, pagina
2
Selecteer Menu.
3
Selecteer een optie.
De stuurautomaat stuurt uw boot door een overstag- of
gijpmanoeuvre.
Overstag gaan en gijpen vanuit een vaste windsturing
Voordat u vaste windsturing kunt inschakelen, moet er een
windsensor zijn geïnstalleerd.
1
Schakel vaste windsturing in
pagina
25).
2
Selecteer Menu.
3
Selecteer een optie.
De stuurautomaat stuurt uw boot door een overstag- of
gijpmanoeuvre en informatie over de voortgang van de
overstag- of gijpmanoeuvre wordt weergegeven op het
scherm.
om de hoek voor vaste windsturing in
ingedrukt om de hoek voor vaste windsturing in
42).
(Vaste windsturing inschakelen,
(De stuurautomaat
25