13 Elektrische installatie
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel
van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en
de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen
NIET parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel.
2 Kabel gebruikersinterface: Geleid de kabel door het frame,
sluit hem aan op het klemmenblok (P1, P2) en maak hem vast
met een kabelbinder.
3 Transmissiekabel: Geleid de kabel door het frame, sluit hem
aan op het klemmenblok (controleer of de symbolen F1, F2
overeenstemmen met die op de buitenunit) en maak hem vast
met een kabelbinder.
4 Gepaste maatregelen (lokaal te voorzien): Als de installatie is
vereist conform met
"11.1.2 Bijkomende vereisten voor de
CO₂-koelmiddel" [ 4 14], sluit ze aan op de
installatieplaats voor
klemmenstrook
(symbool
maatregelen
aansluiten
apparaten" [ 4 20].
5 Voedingskabel: Geleid de kabel door het frame en sluit hem
aan op het klemmenblok (L, N, aarding).
L N
a
a
Voedings- en aardingsbedrading
b
Servicedeksel met bedradingsschema
c
Bedrading transmissie en gebruikersinterface
6 Maak de kabels vast met een kabelbinder.
7 Plastic klem voor kabelbinder: Steek de kabelbinders door de
plastic klemmen en maak ze vast om de kabels vast te leggen.
A
A
A-A'
A'
A'
A
A
A'
A'
a b
c
c
a
Kleine afdichting (accessoire)
b
Bedrading
c
Plastic klem voor kabelbinder
8 Verdeel de kleine afdichting (accessoire) in kleinere delen en
draai ze rond de kabels om te voorkomen dat er water in de unit
kan. Dicht alle openingen af om te voorkomen dat kleine dieren
in het systeem terechtkomen.
9 Breng het servicedeksel weer aan.
Voorbeeld van een compleet systeem
▪ Voorbeeld: 1 gebruikersinterface bestuurt 1 binnenunit.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
20
T1,
T2).
Zie
"13.3 Gepaste
voor
met
CO₂
gevulde
P1P2 F1 F2 T1 T2
b
c
a
Control box
IN/D OUT/D
F
1
F
2
F
1
F
2
L
N
L
N
L N
L N
P
P
F
F
T
T
P
P
F
F
1
2
1
2
1
2
1
2
1
b
P
P
P
P
1
2
1
2
c
a
Buitenunit
b
Binnenunit
c
Gebruikersinterface
d
Meest stroomafwaarts gelegen binnenunit
▪ Voorbeeld:
Groepsbesturing
gebruikersinterfaces.
a
Control box
IN/D OUT/D
F
F
F
F
1
2
1
2
L
N
L
N
L
N
P
P
F
F
T
T
P
P
F
F
T
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
b
P
P
c
1
2
a
Buitenunit
b
Binnenunit
c
Gebruikersinterface (bestuurt 3 binnenunits)
d
Meest stroomafwaarts gelegen binnenunit
e
Voor gebruik met 2 gebruikersinterfaces
▪ Master-unit instellen (master-instelling koelen/verwarmen). In
het geval van groepsbesturing, sluit de bedrading van de
gebruikersinterface rechtstreeks aan op de master-unit. Sluit geen
gebruikersinterfaces rechtstreeks aan op slave-units. Slave-units
worden beperkt in hun werking door de master-unit (bijv. met 1
buitenunit kunt u 1 binnenunit niet laten koelen terwijl een andere
verwarmt). Om in te stellen met de gebruikersinterface, zie de
handleiding
of
de
uitgebreide
gebruikersinterface.
INFORMATIE
In het geval van groepsbesturing moet aan de binnenunit
geen groepadres worden toegewezen. Het groepadres
wordt automatisch ingesteld bij het inschakelen van de
voeding.
13.3
Gepaste maatregelen aansluiten
voor met CO₂ gevulde apparaten
Gepaste maatregelen zijn lokaal te voorzien. Raadpleeg de
"Montagehandleiding van de afstandsbediening" voor meer details
over het installeren van de afstandsbediening.
1 Bepaal het minimum aantal gepaste maatregelen voor de
kamer in overeenstemming met
voor de installatieplaats voor
2 Sluit de gepaste maatregelen aan op de klemmenstrook van de
binnenunit, symbool T1, T2.
3 Als de CO
-lekdetector is geïnstalleerd, schakel de functie
2
voor
koelmiddellekdetectie
instelling" [ 4 21].
"15.1 Lokale
L
N
L
N
L N
L N
T
T
P
P
F
F
T
T
P
P
F
F
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
P
P
P
P
1
2
1
2
of
gebruik
met
d
L N
L N
T
P
P
F
F
T
T
P
P
F
F
T
T
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
P
P
e
1
2
handleiding
van
"11.1.2 Bijkomende vereisten
CO₂-koelmiddel" [ 4 14].
in
zoals
beschreven
FXSN50~112A2VEB
CO₂ Conveni-Pack: binnenunit
4P602815-1 – 2020.02
d
T
T
1
2
2
2
P
P
1
2
de
in