/ / FP-POMPENREEKS / / /
–
Bij afdichtingen die drukloos van afsluitvloeistof worden
voorzien of worden gespoeld is een max. druk van
0,2 bar toegestaan.
►
de temperatuur van de spervloeistof T< 70 °C aangehouden
wordt.
1. Ventiel in de aanzuigleiding openen.
2. Ventiel in de drukleiding sluiten.
3. Pomp en aanzuigleiding tot aan de bovenkant van de pomp
vullen met transportmedium. Eventueel aanwezig lucht
laten ontsnappen.
4. Motor inschakelen. De pomp pompt nu tegen het gesloten
ventiel in de drukleiding aan. Daardoor wordt de
inschakelstroom beperkt.
5. Ventiel in de drukleiding langzaam openen en arbeidspunt
inregelen.
7.3
Werking observeren
Tijdens het bedrijf de volgende punten in acht nemen:
►
Beschadiging van de asafdichting: de regeling van het
pompvermogen via het ventiel op de aanzuigzijde kan
beschadiging van de pomp en de asafdichtingen
veroorzaken. De regeling van het pompvermogen
uitsluitend uitvoeren met het ventiel op de drukzijde.
Beschadiging van het transportmedium: als het ventiel in de
►
drukleiding tijdens het bedrijf plotseling of gedurende
langere tijd wordt gesloten, kunnen er drukslagen optreden
in de pomp, waardoor schade aan de pomp en/of het
transportmedium veroorzaakt kan worden. Ventiel in de
drukleiding tijdens het bedrijf niet plotseling of gedurende
langere tijd sluiten.
►
Beschadiging van de pomp: een overschrijding van het
vermogen kan beschadiging van de pomp en de
asafdichtingen tot gevolg hebben. Het maximale toerental
mag 3.600 1/min niet overschrijden.
►
Beschadiging van de motor bij gebruik met
frequentieomvormer (FO): een te laag toerental heeft bij FO-
motoren oververhitting tot gevolg.
Neem de documentatie van de motor in acht, die zich onder
de bijgevoegde documenten bevindt.
7.4
Werking beëindigen
1. Motor uitschakelen.
2. Ventiel in de aanzuigleiding sluiten om ter vermijden dat de
pomp leegloopt.
3. Ventiel in de drukleiding sluiten.
7.5
Pomp buiten werking stellen
1. Motor uitschakelen.
2. Ventiel in de aanzuigleiding sluiten.
3. Ventiel in de drukleiding sluiten.
14
4. Pomp spanningvrij schakelen.
5. Pomp legen.
6. Pomp reinigen.
7. Pomp drogen.
8. Binnenkant van de pomp beschermen tegen vochtigheid,
bijvoorbeeld met silicagel.
9. De pijpaansluitingen met deksels sluiten om het
binnendringen van vuil en vreemde voorwerpen te
vermijden.
10. Verdere handelingsstappen vindt u in Hoofdstuk 5
"Bewaring", pagina 10.
7.6
Reiniging tijdens het bedrijf
7.6.1
CIP-procédé
De pompen van de FP-reeks zijn geschikt voor het CIP-procédé
(Cleaning In Place). De volgende richtwaarden gelden voor het
CIP-procédé:
Voorbeeld van een reinigingsprocedure
1. Voorspoelen met water
2. Loogspoeling met natronloog (NaOH, Tabel 2 CIP-reiniging).
3. Tussenspoelen met water
4. Zuurspoeling met salpeterzuur (HNO
reiniging).
5. Spoelen met zuiver water
Medium
NaOH (ca. 1– 2%)
HNO3 (ca. 1 %)
Tabel 2 CIP-reiniging
De verschildruk van de pomp moet 2 – 3 bar bedragen, zodat
voldoende hoge stromingssnelheden worden bereikt.
Bij afwijkende waarden, wendt u zich tot Fristam.
7.6.2
SIP-procédé
De pompen van de FP-reeks zijn alleen na afspraak met
Fristam geschikt voor het SIP-procédé (Sterilisation In Place).
De geschiktheid is afhankelijk van de keuze van de elastomeren.
Procestemperatuur maximaal 145°C.
De temperaturen bij ATEX kunnen afwijken, zie bijkomende
ATEX-gebruikershandleidingonder "Temperatuurgrenzen".
, zie Tabel 2 CIP-
3
Procestemperatuur [°C]
80 – 85
60 – 65