5.3
Opslaan
Bij een opslagduur van meer dan zes maanden moeten de
volgende punten in acht genomen worden:
►
Voor de opslag moeten de asafdichtingen afzonderlijke
behandeld worden:
– Bij enkele asafdichting
De loopwielmoer moet losgemaakt worden om de
dichting te ontspannen en te vermijden dat de
elastomeren aan elkaar kleven.
– Bij dubbele asafdichting
De asafdichting volledig demonteren en afzonderlijk
bewaren om te vermijden dat de elastomeren aan elkaar
kleven.
Informatie over de asafdichting bevindt zich in de
"Ordergebonden documenten".
►
Alle beweegbare delen van de pomp moeten alle drie
maanden gedraaid worden.
5.3.1
Opslag van de elastomeren
Opslagvoorwaarden
– opslagtemperatuur tussen +5 °C en +20 °C
– relatieve luchtvochtigheid onder 70 %
– geen directe zonnestraling
– vervormingsvrije opslag
5.4
Herinbedrijfstelling
►
Na een opslagperiode moeten dichtingen, lagers en smering
worden gecontroleerd voor de pomp weer in bedrijf wordt
gesteld.
6 Plaatsing
6.1
Veiligheidsaanwijzingen
►
Gevaar voor letsels door vallende delen.
– Veiligheidsschoenen dragen.
– Draagvermogen en aanbrenging van de
bevestigingsmiddelen in acht nemen.
►
Gevaar voor letsels door instabiele montage.
– Schroeven met aangegeven aanhaalmoment vastdraaien
(zie Hoofdstuk 10.1.1 "Aanhaalmomenten voor schroeven
en moeren", pagina 28)
– Momentsleutel of slagsleutel met instelbaar
aanhaalmoment gebruiken.
►
Materiële schade door trillingen bij kalottenvoetmontage.
– Kalottenschotel gebruiken.
6.2
Opstelplaats
De opstelplaats van de pomp met standaarduitrusting moet
voldoen aan de volgende voorwaarden:
– niet-explosieve atmosfeer,
– stofvrije omgeving,
– omgevingstemperatuur: –20 °C tot +40 °C,
– vochtigheid en zoutgehalte van de omgevingslucht:
de waarden zijn vermeld in de documentatie van de
motortoeleverancier. Deze vindt u in de bijgevoegde
documenten.
– Een voor het pompgewicht voldoende gedimensioneerd
fundament.
– Horizontale en vlakke opstelplaats. De opstelplaats moet
voldoende stevig zijn voor het gewicht van de pomp.
– Voldoende plaats voor onderhoudswerkzaamheden.
– voldoende luchttoevoer voor de motorkoeling.
6.3
Vermindering van lawaai en trillingen
6.3.1
Primaire maatregelen
►
Pomp in optimaal werkingsbereik gebruiken.
– Pomp niet onderbelasten. Te sterke reductie vermijden.
Alleen met laag transportdebiet gebruiken als dit nodig is
voor regelingsdoeleinden.
– Geen bedrijf met zeer grote transportstromen. Eventueel
doorstromingsbegrenzer in de drukleiding monteren.
– Pomp gebruiken zonder cavitatie (zie Hoofdstuk 6.4.1
"Pijpleidingen installeren", pagina 12).
►
Aanzuig- en drukleiding ontkoppelen van trillingen.
– Leidingen ondersteunen.
– Leidingen uitrichten.
– Elementen voor trillingsisolatie monteren.
6.3.2
Secundaire maatregelen
►
Bouwkundige maatregelen treffen, zoals:
– geluiddempende bekleding
– omkasting
6.4
Pomp bevestigen
Bouwvormen FP/FPE/FP...V
►
Uitvoering A en C:
pomp op kalotten plaatsen en uitrichten.
►
Uitvoering B en D:
pomp op motorvoet aan het fundament schroeven.
11