Gebeurtenis
Er kan niet met de rolstoel worden
gereden.
De rolstoel schakelt zichzelf uit na een
bepaalde periode van inactiviteit (20–30
min).
De rolstoel stopt tijdens het rijden.
De rolstoel kan alleen met verlaagde
snelheid worden gereden.
66 - Probleemoplossing
Mogelijke oorzaak
De acculader is aangesloten.
De rolstoel staat in de vrijloopmodus.
De rolstoel is vergrendeld.
Een zitfunctie heeft de automatische
rijbelemmering geactiveerd.
De motoren zijn te warm geworden.
De energiebesparingsmodus is
geactiveerd.
De hoofdschakelaar is automatisch
uitgeschakeld.
Een zitfunctie heeft de automatische
snelheidsbeperking geactiveerd.
Oplossing
Koppel de acculader los.
Verlaat de vrijloopmodus en start de
rolstoel opnieuw.
Ontgrendel de rolstoel.
Zorg ervoor dat de rugleuning en de
beensteun niet gekanteld zijn en dat de
zitting niet gekanteld of opgetild is.
Schakel de rolstoel uit en wacht tot de
motoren zijn afgekoeld.
Druk op de startknop op het
bedieningspaneel om de rolstoel weer in
te schakelen.
Reset de hoofdschakelaar eenmaal. Zie
pag. 34.
Zorg ervoor dat de rugleuning en de
beensteun niet gekanteld zijn en dat de
zitting niet gekanteld of opgetild is.