Stappenmotor-membraandoseerpomp MEMDOS SMART LB / LD
11.3 Externe Aan / uit met Vrijgave ingang
11.3.1 MEMDOS SMART LB
De doseerpomp MEMDOS SMART LB kan met een open of gesloten
schakelcontact, met de vrijgave ingang, gestart of gestopt worden.
11.3.2 MEMDOS SMART LD
Onafhankelijk van de gekozen bedrijfsvorm, kan de doseerpomp
MEMDOS SMART LD met een schakelcontact met de vrijgave ingang
gestart of gestopt worden.
100%
Int
-
+
Start
Afb. 32: Startweergave externe bedrijfsmodus met symbool voor gesloten contact in het
midden
Uitleg van de Menu-symbolen zie hoofdstuk 10.2.1 „Uitleg van de
menusymbolen" op pagina 27.
11.3.2.1 Doseerpomp starten
è
Open het schakelcontact aan de vrijgave ingang.
ü
Doseerpomp gestart.
11.3.2.2 Doseerpomp stoppen
è
Open het schakelcontact aan de vrijgave ingang.
ü
Doseerpomp gestopt.
11.4 Doseerpomp buiten bedrijf nemen
Voer de volgende stappen uit:
1. Stop de doseerpomp overeenkomstig de gekozen bedrijfsmodus.
2. Ontkoppel de netstekker van de doseerpomp met de voedingsspan-
ning.
3. Verwijder alle elektrische verbindingen.
4. Maak de vloeistofzijdige delen drukloos.
5. Verwijder alle vloeistofzijdige verbindingen van de doseerpomp.
6. Maak de doseerkop leeg.
7. Verwijder achtergebleven resten van het doseermedium uit de
doseerkop en ventielen door spoelen met een spoelmiddel. Stel vast
dat de spoelvloeistof zich met het doseermedium verdraagt.
ü
Doseerpomp buiten bedrijf nemen.
11.5 Stilzetten in geval van nood
In noodgevallen moet de doseerpomp direct van de netspanning
n
gescheiden worden of in de installatie opgenomen nood aan/uit
schakelaar worden gebruikt.
© Lutz-Jesco GmbH 2020
Wijzigingen voorbehouden.
201221
Afhankelijk van de aard van het ongeval moeten vloeistofverbindingen
n
drukloos gemaakt worden of worden afgesloten om te verhinderen
dat doseervloeistof uittreedt.
Het veiligheidsblad van de te doseren vloeistof moet gelezen worden.
n
11.6 Opslag
Een vakkundige opslag verhoogt de levensduur van de doseerpomp.
Negatieve invloeden zoals bijv. extreme temperatuur, hoge vochtigheid,
stof, chemicaliën enz moeten vermeden worden.
Zorg voor de meest mogelijke ideale opslag voorzieningen:
Koele, droge, stofvrije opslagruimte met voldoende beluchting,
n
Temperaturen tussen + 2 °C en + 40 °C (bij PP- en PVDF-doseerkop-
n
pen tussen + 2 °C en + 60 °C),
Relatieve vochtigheid niet boven de 90%.
n
11.7 Transport
Voer de volgende stappen uit:
Het apparaat moet grondig gereinigd zijn. In geval van gevaarlijke
n
vloeistoffen moet aanvullend geneutraliseerd en gespoeld worden.
Aanwezige toebehoren moeten gedemonteerd worden.
n
Alle openingen moeten dicht gemaakt worden waardoor geen externe
n
deeltjes in het apparaat kunnen komen.
De doseerpomp moet in een geschikte verpakking, bij voorkeur in de
n
originele verpakking, verstuurd worden.
In geval van terugsturen naar de fabrikant dient gelet te worden op
hoofdstuk 17 „Reinigingsverklaring" op pagina 42 en 18 „Garan-
tie-aanvraag" op pagina 43.
11.8 Afvoeren van oude apparatuur
Het apparaat moet grondig gereinigd zijn. In geval van gevaarlijke
n
vloeistoffen moet aanvullend geneutraliseerd en gespoeld worden.
Resten van het doseermedium moeten verantwoord afgevoerd
n
worden.
De doseerpomp moet overeenkomstig de ter plaatse geldende
n
voorschriften en eisen behandeld worden. Laat het apparaat niet in de
vuilcontainer belanden!
Omdat de verwijdering en afvoer van land tot land kunnen verschillen,
n
zal de leverancier om advies gevraagd kunnen worden.
In Duitsland geld bijv. dat de fabrikant een kosteloze afvoer regelt
vooropgesteld dat een gevaarvrije verzending plaatsvinden kan.
BA-10110-05-V03
Bedieningsvoorschrift
Bedrijfsvoering
33
Afvoeren van oude apparatuur