5.2. Sluit de negatieve (–) startkabel aan op een goed massa-aansluitpunt op het chassis van de machine,
uit de buurt van en lager dan de accu. Een goed massa-aansluitpunt op het chassis is een gedeelte
van het machinechassis dat ongeverfd en schoon is. Gebruik een scharnierpen niet als massa-
aansluitpunt.
5.3. Sluit het andere uiteinde van deze kabel aan op de negatieve (–) klem van de uitwendige stroombron.
6. Voer de controles vóór het starten uit
7. Start de motor.
8. De startkabels loskoppelen:
8.1. Koppel de negatieve startkabel los van het massa-aansluitpunt op het machinechassis. Koppel die
daarna los van de uitwendige stroombron.
8.2. Koppel de positieve startkabel los van de positieve (+) klem op de accu. Koppel die daarna los van
de uitwendige stroombron.
Opvragen
Een machine te ver of te snel slepen kan de transmissie beschadigen. Het (De) trekkende voertuig(en) moet(en)
over voldoende trekkracht en remvermogen beschikken om de machine op gang en tot stilstand brengen. De
pompomleiding langs moet ingechakeld worden zodat de machine kan worden gesleept.
1. Schakel de parkeerrem in, zet de transmissie in de vrij en zet de motor af. Zet indien nodig blokken tegen
de wielen van de machine.
2. De hefarmen gereedmaken (als de motor en het hydraulisch systeem werken):
Zie: Bedieningsorganen van de hefarm (Pagina 62).
2.1. Als de motor en de hydraulische systemen niet zijn beschadigd, hef de laadschopbak dan boven de
grond met
Afstand: 900 mm
2.2. Laat de laadschopbak volledig naar binnen klappen. In deze stand kan de machine in rechte lijn vanaf
het afsleeppunt getrokken worden.
3. De hefarmen gereedmaken (als de motor en het hydraulisch systeem niet werken):
3.1. Gebruik de geschikte uitrusting om de laadschopbak omhoog te brengen en stevig vast te zetten
boven de grond met
Afstand: 900 mm
3.2. Laat de laadschopbak naar binnen klappen. Zet de laadschopbak stevig vast op z'n plaats.
4. Controleer of beide bergingskettingen geschikt zijn; gebruik beide bergingspunten bij het bergen van de
machine. Bevestig de bergingskettingen aan de bergingspunten aan weerskanten van de machine op het
chassis in de achterste wielkasten en bevestig ze aan het juiste punt op het trekkende voertuig. Als u niet
zeker weet of de bergingskettingen wel geschikt zijn, gebruik ze dan niet. De bergingskettingen dienen een
nominale sterkte te hebben van ten minste
Gewicht/kracht: 47.000 N
5. Vergewis u ervan dat de bergingskettingen zijn opgesteld zoals getoond. Zie figuur 64.
82
Transporteren van een defecte machine
9831/9256-3
Bediening
82