Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

jcb 403 Bedieningshandleiding pagina 187

Inhoudsopgave

Advertenties

1.1. Brandstof met een goede ontbrandbaarheid verbrandt snel daar het in de verbrandingskamer
geatomiseerd wordt zodat de motor gemakkelijk start en goed loopt met een minimum aan rook en
lawaai. Om deze reden moet er brandstof met een goede ontbrandbaarheid gebruikt worden. De
ontbrandbaarheid wordt aangegeven door het cetaangetal.
1.2. Het minimaal aanbevolen cetaangetal voor brandstof is 45. Een cetaangetal hoger dan 50 verdient
de voorkeur, met name voor gebruik onder de opgegeven omgevingstemperaturen of verhogingen
boven de opgegeven hoogte.
Temperatuur: -20 °C
Lengte/afmeting/afstand: 1.500 m
2. De juiste viscositeit
2.1. De verbranding in de motor begint met de verstuiving van brandstof, die een lage viscositeit vereist. De
geatomiseerde brandstof moet echter ingespoten worden zodat de geatomiseerde deeltjes goed door
de gehele verbrandingskamer verspreid worden. Dit vereist een bepaalde hoeveelheid viscositeit.
2.2. Brandstof wordt ook gebruikt om te smeren de zuiger en spuitstuk glijvlakken van de
brandstofinspuiting subsysteem, brandstof moet voldoende viscositeit hebben om slijtage voorkomen
en vastlopen van een voldoende onderdelen.
2.3. Het mag echter weer niet te viskeus zijn daar de volatiliteit van de geatomiseerde brandstof daardoor
verminderd wordt waardoor de verdeling door de verbrandingskamer ongelijkmatig wordt.
3. Laag zwavelgehalte
3.1. Het zwavelgehalte van de brandstof dient zo laag mogelijk te zijn omdat dit bijdraagt aan de slijtage van
onderdelen en verslechtering van de olie. Wanneer een zwavel verbinding verbrand wordt verandert
het in zwaveldioxide (SO2) , en zwaveltrioxide (SO3).
3.2. Een grote hoeveelheid water wordt ook geproduceerd in de vorm van condens in het motorcarter.
Al deze bijproducten verandert in zwavelzuur dat sterk corrosief is. Het gevolg is corrosie in de
dieselmotor.
3.3. Het specificatietype van de dieselbfrandstof en zwavelgehalte (ppm) moet voldoen aan alle
toepasselijke emissievoorschriften in de regio waarin de motor gebruikt wordt.
3.4. Het gebruik van dieselbrandstof met een zwavelgehalte van minder dan 0,10% (1000 ppm) wordt
sterk aanbevolen.
3.5. Als hoog zwavelgehalte (met een zwavelgehalte van 0,50% (5000 ppm) tot 1,0% (10000 ppm)) wordt
gebruikt als diesel, ververs de motorolie en vervang het filter bij kortere tussenpozen (ongeveer de
helft).
3.6. Gebruik geen brandstoffen met een zwavelgehalte van meer dan 1,0% (10000 ppm).
3.7. No.1-D of No.2-D, S500: zwavelarm (LSD) minder dan 500 ppm of 0,05 WT %.
3.8. No.1-D of No.2-D, S15: Ultra zwavelarme Diesel (ULSD)% of 0,0015 WT 15 ppm.
3.9. Het gebruik van hoogzwavelige brandstof in een extern EGR-systeem is verboden.
4. Laag stolpunt
4.1. De brandstof moet een laag stolpunt hebben om zonder problemen van de brandstoftank naar de
filter te gaan en door de brandstofleiding van de brandstofpomp in koude weersomstandigheden.
4.2. Een laag stolpunt en een goede ontbrandbaarheid hebben tegenstrijdige effecten daar het brandstof
met een laag stolpunt in het algemeen een laag cetaangetaal heeft.
5. Goede volatiliteit
5.1. De brandstof wordt geatomiseerd, verdampt en gemengd met lucht tijdens de verbranding in een
dieselmotor. De brandstof moet een goede volatiliteit hebben om te verdampen en snel te verbranden.
5.2. Eventuele onverdampte olie veroorzaakt roet en rook en verontreinigt op den duur de olie.
Brandstof met een goede volatiliteit brandt vollediger, minimaliseert brandstofverbranding, verlaagt
de uitlaatgastemperatuur en produceert geen zwarte rook.
175
Vloeistoffen, smeermiddelen en hoeveelheden
9831/9256-3
Technische gegevens
175

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Gerelateerde Producten voor jcb 403

Inhoudsopgave