Zie: Elektrisch systeem (Pagina 156).
6. Stel de stoel voor zover nodig zo af dat u gemakkelijk bij alle bedieningsorganen voor het rijden kunt. U
moet, met uw rug tegen de rugleuning gezeten, het rempedaal helemaal in kunnen trappen.
Zie: Bestuurdersstoel (Pagina 39).
7. Stel de stuurkolom indien nodig zo af dat u bij het stuur en de stuurkolomschakelaars kunt zonder dat u
ver naar voren hoeft te reiken.
Zie: Stuurkolom (Pagina 54).
8. Stel de achteruitkijkspiegels (indien van toepassing) zo af dat u een goed zicht dicht achter de machine
hebt wanneer u in de juiste houding op de stoel zit.
Zie: Spiegels (Pagina 43).
9. Omdoen van de veiligheidsgordel.
38
9831/9256-3
Bediening
Alvorens de motor te starten
38