Algemeen
GEVAAR Controleer alvorens de hulpstukken op de grond te laten zakken eerst of er zich geen andere
personen op de machine en/of in de omgeving ervan bevinden. Iemand die zich op of dichtbij de machine
bevindt, zou ten val kunnen komen en verpletterd worden door de hulpstukken, of tussen de stangen
bekneld kunnen raken.
WAARSCHUWING Stap niet uit wanneer de machine nog in beweging is.
WAARSCHUWING Een niet goed geparkeerde machine kan in beweging komen zonder een bestuurder.
Volg de instructies m.b.t. het op de juiste wijze parkeren van de machine in de bedieningshandleiding op.
VOORZICHTIG De bestuurder mag de bedieningsruimte uitsluitend betreden of verlaten op de plaats waar
treden en handgrepen zijn aangebracht. Stap altijd in of uit met uw gezicht naar de machine gekeerd. Zorg
dat de treden, handgrepen en uw schoenzolen schoon en droog zijn. Spring niet van de machine af. Gebruik
nooit de bedieningsorganen van de machine als houvast, gebruik alleen de handgrepen.
WAARSCHUWING De parkeerrem mag niet gebruikt worden om de machine bij rijsnelheid af te remmen,
behalve in geval van nood, anders gaat de werkzaamheid van de rem achteruit. Elke keer dat de parkeerrem
is gebruikt in een noodgeval, moeten de remblokken gecontroleerd worden. Neem contact op met uw JCB-
dealer.
1. Zet de machine stil op een stabiele, vlakke ondergrond, op een plaats waar de machine niet in de weg
staat en ook geen gevaar oplevert.
2. Laat het gaspedaal langzaam opkomen en duw het kruippedaal in om de machine rustig en vloeiend tot
stilstand te brengen.
2.1. Houd het voetkruippedaal ingetrapt tot de parkeerrem is ingeschakeld en de aandrijving is ontkoppeld.
3. Zet de vooruit/achteruit-schakelaar in de neutrale stand.
4. Schakel de parkeerrem in. Kijk of het waarschuwingslampje van de parkeerrem gaat branden.
Zie: Instrumentenpaneel (Pagina 56).
4.1. Er gaat een akoestisch waarschuwingssignaal en er gaat een waarschuwingslampje branden
wanneer de parkeerrem wordt ingeschakeld, met de machine in de vooruit- of achteruitaandrijving.
Het waarschuwingssignaal houdt op wanneer de vrij wordt geselecteerd.
4.2. Als u uit de bestuurdersstoel opstaat voordat u de parkeerrem inschakelt, gaat er een
waarschuwingszoemer totdat de parkeerrem wordt ingeschakeld.
5. Laat het kruippedaal los.
6. Bedien de bedieningshendel om het hulpstuk op de grond te laten zakken. Bedien de bedieningsorganen
nog even zodat het gewicht deels op de grond komt te rusten.
6.1. Zorg dat het hulpstuk plat op de grond komt te liggen om te voorkomen dat het ongewild in beweging
komt.
7. Steek een handmatige pen in een uitsnede om de joystick en hulphendels te vergrendelen.
8. Zet de contactsleutel in deze stand om de motor af te zetten. Verwijder de contactsleutel.
9. Vergewis u ervan dat alle schakelaars in de uitgeschakelde stand staan voordat u de machine verlaat.
Laat, indien nodig, de waarschuwingsknipperlichten en/of stadslichten aan.
10. Indien nodig alle ramen sluiten en vergrendelen en het portier sluiten.
11. Gebruik de handgrepen en treden wanneer u uit de machine klimt.
12. Verwijder aan het eind van een werkcyclus of wanneer de machine een tijd lang onbeheerd wordt
achtergelaten en de verlichting niet ingeschakeld hoeft te blijven, de sleutel van de massaschakelaar.
Zie: Accu massaschakelaar (Pagina 158).
47
Stoppen en parkeren
9831/9256-3
Bediening
Stoppen en parkeren
47