Rem afstellen
Als de aandrijfwielen niet vrij draaien as de
remhendel in de stand UIT staat, of de rem slipt als
de hendel in de stand AAN staat, moet de rem
worden afgesteld.
1.
Zet de remhendel in de stand AAN.
2.
Meet de afstand tussen de remschijfhefboom en
de aanslagpen op de asbeugel (fig. 23). De
afstand moet minder dan 6 mm bedragen.
3.
Als de afstand groter dan 6 mm is, de
contramoer aandraaien om de afstand tussen de
hefboom en de aanslagpen groter te maken
(fig. 23).
4.
Zet de remhendel in de stand UIT. Controleer de
afstand tussen de remschoenen en de schijf met
een voelermaat (fig. 23). De juiste afstand is ca.
0,25 mm.
5.
De bedieningshefboom moet niet meer dan 10
mm van de aanslagpen verwijderd zijn met de
remhendel in de stand AAN.
6.
Controleer de remwerking opnieuw; zie Rem
controleren, pagina 30.
7.
Controleer de afstelling. De aandrijfwielen
moeten vrij draaien als de remhendel in de stand
UIT staat.
1
3
Figuur 23
1. Rembedieningshefboom
2. Aanslagpen
3. Contramoer
5
4
2
6
4. Remschoen (2)
5. Remschijf
6. 6mm
Brandstoffilter
Onderhoudsinterval/Specificatie
Vervang het brandstoffilter na elke 100 bedrijfsuren
of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
Brandstoffilter vervangen
Nooit een vuil filter opnieuw installeren nadat het uit
de brandstofleiding verwijderd is.
1.
Aftakas uitschakelen, parkeerrem in werking
stellen en de contactsleutel in de stand "UIT"
draaien om de motor te stoppen. Verwijder de
sleutel uit het contactslot.
2.
Houd een vat bij de hand om de benzine uit de
tank af te tappen. Het brandstoffilter kan het best
worden vervangen als de tank bijna leeg is.
3.
Maak de slangklemmen los en schuif ze over de
slang, weg van het filter (fig. 24).
4.
Trek het filter uit de brandstofslangen (fig. 24).
5.
Monteer een nieuw filter. Als er een pijl op het
filter staat, moet de pijl in de richting van de
carburateur wijzen.
6.
Schuif de slangklemmen tot dicht bij het filter en
zet ze vast.
1
2
Figuur 24
1. Slangklem
2. Brandstofleiding
Onderhoud
3
2261
3. Filter
31