gestopt waarbij de stroomvoorziening naar het hulprelais afgesloten wordt. Het alarm kan gewist worden zodra de
afvoerdruk weer normaal wordt. Het alarm moet gereset worden op de schakelaar zelf en op de controller van het
apparaat. De drukwaarde voor het in werking stellen van het alarm kan niet gewijzigd worden.
•
Overdrukklep
Als de druk in het koelcircuit te hoog wordt, opent de overdrukklep om de maximale druk te beperken. Als dit gebeurt,
de machine onmiddellijk uitschakelen en contact opnemen met uw lokale technische dienst.
1.4
Beschikbare sensoren
1.4.1
Drukomvormers
Er worden twee elektronische sensoren gebruikt om de verdampings- en condensatiedruk te meten. Het bereik van elke
sensor is duidelijk aangegeven op de sensorbehuizing.
1.4.2
Temperatuursensoren
De verdamper- en condensor waternsensoren zijn geïnstalleerd aan ingangs- en uitgangszijde. Daarnaast is in elk circuit
een sensor voor de aanzuigtemperatuur geïnstalleerd ter bewaking en beheersing van te hoge koeltemperaturen.
1.4.3
Thermistoren
Elke compressor is uitgerust met PTC-weerstanden die in de motorwikkelingen bevestigd zijn ter bescherming van de
motor. In het geval de motortemperatuur een gevaarlijke temperatuur bereikt, bestaat het gevaar dat de thermistoren
springen.
1.5
Beschikbare regelingen
Hierna worden de verschillende functies onderscheiden in watergekoelde [Water Cooled] (W/C) and luchtgekoelde (A/C)
[Air Cooled] eenheden en Alleen-koelen [Cooling only] (C/O) and Heat Pumps (H/P). Indien niet verduidelijkt, kan een
specifieke functie van toepassing zijn op elke W/C-eenheid, ongeacht of het gaat om een C/O of een H/P-eenheid.
1.5.1
Verdamper - Condensorpompen
De controller kan een of meer verdamperpompen regelen en verzorgt de automatische overschakeling tussen pompen.
Het is ook mogelijk om voorrang te geven aan bepaalde pompen en een van de twee pompen tijdelijk uit te schakelen.
De controller kan ook unieke condensorwaterpomp besturen (alleen W/C-eenheden).
1.5.2
Compressoren
De controller kan twee of vier compressors op één of twee onafhankelijke koelciruits besturen. De beveiligingen van elke
compressor worden bestuurd door de controller.
1.5.3
Expansieventiel
De controller kan voor elk koelcircuit een elektronisch expansieventiel besturen om de beste werking voor het koelcircuit
te garanderen.
1.5.4
Vierwegsklep
De controller kan voor elk koelcircuit, waar nodig, een vierwegsklep besturen. De klep wordt gebruikt om de modus van
de eenheid van Koelen naar Verwarmen te schakelen.
D-EOMHW00107-15NL_01 - 7/68