Installatie
Motorbescherming
14
L2
U1
U2
W2
V2
W1
V1
L3
L1
Fig. 7:
Motorwikkeling en klemmenbord voor driehoekschakeling (voor hoge spanning)
Geen ster-/driehoeksschakeling als aanloopschakeling gebruiken.
De motor altijd direct starten.
Draairichting controleren
Bij pompen met draaistroommotoren is het controleren van de draairichting vereist!
Uitstroom van bedrijfsvloeistof!
Gevaar voor uitstroom van bedrijfsvloeistof uit de vacuümflens bij een verkeerde draai-
richting.
De draairichting controleren voordat de bedrijfsvloeistof wordt bijgevuld.
De afsluitkap van de uitlaatflens verwijderen (indien aanwezig).
De pomp kort inschakelen (2 tot 3 sec.).
– De motor en motorventilator moeten naar rechts draaien (zie de pijl op de stander).
Bij verkeerde draairichting: twee fasen van de aansluitkabel verwisselen.
Bedrijfsvloeistof bijvullen.
De overbrengingskracht van de magnetische koppeling van de pomp is dermate
groot, dat overbelastingsbeveiliging van de motor niet mogelijk is.
Met PTC-temperatuursensor (3TF)
Pompmotoren die zijn voorzien van een PTC-temperatuursensor (3TF) in de statorwik-
keling, kunnen ter bescherming van overbelasting worden aangesloten op een PTC-
weerstand uitschakelapparaat. De gebruiker kan ook andere betrouwbare motorbeveili-
gingen gebruiken.
Uitschakelapparaten slaan de uitschakeling op en moeten handmatig weer worden inge-
schakeld via de ingebouwde RESET-knop of via de externe RESET S3. Stroominscha-
keling wordt gezien als automatische RESET.
De aansluiting zodanig uitvoeren dat de op de pomp aangegeven draairichting onaf-
hankelijk van de weergave in het stroomkringschema automatisch wordt aangehou-
den.
V2
W2 U2
W1
U1 V1
L3
L1
L2
LET OP
VOORZICHTIG