Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Advertenties

Bijlage voor de
Handleiding voor gebruik,
onderhoud en garantie
IN DEZE HANDLEIDING STAAN DE BEDIENINGS– EN
WAARSCHUWINGSSYSTEMEN VAN MERCURY SC1000
SYSTEM TACH, SC1000 SYSTEM SPEED EN SC1000
SYSTEM MONITOR. DEZE HANDLEIDING MOET SAMEN MET
DE HANDLEIDING VOOR GEBRUIK, ONDERHOUD EN
GARANTIE VAN DE MOTOR WORDEN GEBRUIKT.
OPMERKING: System Tach en System Speed kunnen worden gebruikt met:
Bepaalde Mercury buitenboordmotoren die na mei 2001 zijn geproduceerd
Bepaalde Mercruiser motoren die na mei 2001 zijn geproduceerd
System Monitor kan worden gebruikt met:
Buitenboordmotor vanaf 2001
Mercruiser vanaf 8.1/496
2001, Mercury Marine
90–101229B20 401

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Samenvatting van Inhoud voor Mercury Marine SC1000 SYSTEM TACH

  • Pagina 1 OPMERKING: System Tach en System Speed kunnen worden gebruikt met: Bepaalde Mercury buitenboordmotoren die na mei 2001 zijn geproduceerd Bepaalde Mercruiser motoren die na mei 2001 zijn geproduceerd System Monitor kan worden gebruikt met: Buitenboordmotor vanaf 2001 Mercruiser vanaf 8.1/496  2001, Mercury Marine 90–101229B20 401...
  • Pagina 2 –2...
  • Pagina 3: Inhoudsopgave

    INHOUD System Monitor vanaf V2.0 Werking Standaard informatiedisplayschermen Instellingsfouten Display van bereik– en diepte–informatie Waarschuwingssysteem Waarschuwingsdisplayschermen Waarschuwingsdisplayschermen Kalibratie Cal1 System Monitor Kalibratie Cal2 System Monitor Master Reset System Tach en Speed Mercury SmartCraft meters Werking en functies Snelheidsmeterdisplayschermen Toerentellerdisplayschermen Motorfunctie voor automatische detectie Regeling voor langzaam varen Waarschuwingssysteem Alarmberichten...
  • Pagina 5: Werking

    SYSTEM MONITOR V2.0 WERKING De System Monitor is een LCD displaymeter voor meerdere functies. Een verscheidenheid aan displays kan worden geactiveerd met behulp van de knop Als u op de knop drukt, loopt u door de volgende displays: verbruikte brandstof, toerenteller (tpm), brandstofstroom, positie van trimbekrachtiging, temperatuur van motor, waterdruk, accuspanning, vaarbereik (indien gekalibreerd) en waterdiepte (indien uitgerust met een overdrachtzender).
  • Pagina 6: Standaard Informatiedisplayschermen

    SYSTEM MONITOR V2.0 De eenheid start de “Automatische detectie” van de motortypeprocedure. Tijdens deze procedure vraagt de System Monitor de motorbedieningsmodule (ECM, Engine Control Module) om te bepalen wat voor type motor u hebt, en stelt de gegevensbewakingsschermen overeenkomstig in, (b.v. als de System Monitor een binnenboordmotor detecteert die op het gegevensnetwerk is aangesloten, schakelt deze alle TRIM–functies van de motor/aandrijving uit omdat deze functies niet in een binnenboordmotorinstallatie worden gebruikt).
  • Pagina 7: Wellicht Zijn Niet Alle Schermen Van Toepassing Op Uw Motortype

    SYSTEM MONITOR V2.0 WELLICHT ZIJN NIET ALLE SCHERMEN VAN TOEPASSING OP UW MOTORTYPE OPMERKING:De schermen kunnen in Cal1 worden in– en uitgeschakeld. Raadpleeg pagina 13. Tpm–scherm: Toerenteller – geeft het motortoerental in omwentelingen per minuut (omw/m) weer. Verbruikte–brandstofscherm: De System Monitor geeft de sinds de laatste terugstelling verbruikte brandstof bij benadering weer.
  • Pagina 8 SYSTEM MONITOR V2.0 Motortemperatuurscherm: Geeft de temperatuur van de motor in graden Fahrenheit (°F) of Celsius (°C) weer. OPMERKING:U kunt de maateenheden in Cal1 veranderen. Zie het hoofdstuk Kalibratie. Pagina’s 13–15. Waterdrukscherm: Geeft de waterdruk van het koelsysteem van de motor in psi of bar weer.
  • Pagina 9 SYSTEM MONITOR V2.0 Accuspanningsscherm: Geeft het spanningsniveau (conditie) van de accu weer. Volt Accuspanningsscherm: Geeft het spanningsniveau (conditie) van de accu weer. Bereikscherm: Geeft het geschatte vaarbereik weer op grond van het huidige brandstofverbruik en de brandstof die nog in de op het systeem aangesloten tank zit.
  • Pagina 10 SYSTEM MONITOR V2.0 Waterdieptescherm: Geeft de waterdiepte onder de overdrachtzender weer, indien aangesloten. Depth De functie Alarm ondiep water – U kunt een alarm zodanig instellen dat het afgaat wanneer de boot in water vaart dat minder diep is dan het alarmniveau.
  • Pagina 11 SYSTEM MONITOR V2.0 SYSTEM MONITOR V2.0 OPMERKING:De alarmwaarschuwingen variëren afhankelijk van het motortype. Sommige vermelde waarschuwingen zijn wellicht niet op uw motor van toepassing. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motor voor een volledige lijst met motorwaarschuwingen. OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose.
  • Pagina 12: Waarschuwingssysteem

    SYSTEM MONITOR V2.0 WAARSCHUWINGSSYSTEEM OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. Alarm – Oververhitting: De pictogrammen Bel en Temperatuur verschijnen en de waarschuwingshoorn begint continu te weerklinken om de bestuurder erop te wijzen dat er onvoldoende waterdruk in het koelsysteem is.
  • Pagina 13 SYSTEM MONITOR V2.0 WAARSCHUWINGSSYSTEEM OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. Alarm – Te lage waterdruk: Deze pictogrammen Bel en Waterdruk verschijnen en de waarschuwingshoorn begint continu te weerklinken om de bestuurder erop te wijzen dat er onvoldoende waterdruk in het koelsysteem is.
  • Pagina 14 SYSTEM MONITOR V2.0 WAARSCHUWINGSSYSTEEM OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. Alarm – Reserve–oliepeil te laag – Buitenboordmotor 2–takt: De pictogrammen Bel en Olie verschijnen en de waarschuwingshoorn begint om de twee minuten een serie van vier signalen te geven om de bestuurder erop te wijzen dat het oliepeil in het op de motor gemonteerde oliereservoir zeer laag is.
  • Pagina 15 SYSTEM MONITOR V2.0 WAARSCHUWINGSSYSTEEM OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. Alarm – Motorovertoeren: Het pictogram Bel verschijnt en de waarschuwingshoorn begint continu te weerklinken om de bestuurder erop te wijzen dat het motortoerental het maximaal toegestane toerental heeft overschreden.
  • Pagina 16 SYSTEM MONITOR V2.0 WAARSCHUWINGSSYSTEEM OPMERKING: Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. Alarm – Motorstoring: De pictogrammen Bel en Motor verschijnen om de bestuurder erop te wijzen dat zich een motorprobleem heeft voorgedaan. Als het waarschuwingssysteem detecteert dat het probleem permanente motorschade kan veroorzaken, begint het motorbewakingssysteem het motorvermogen te beperken.
  • Pagina 17 SYSTEM MONITOR V2.0 Kalibratie CAL1 Displaykalibraties Cal1: •(aan of uit) pop–up scherm Trim •Trimkalibratie •Selectie van Engelse of metrische eenheden •Selectie van bereikeenheden •( aan of uit) diepte, trim, motortemperatuur, oliedruk, olietemperatuur, waterdruk, spanning, motoruren en gegevenssimulatorpagina’s. WELLICHT ZIJN NIET ALLE SCHERMEN VAN TOEPASSING OP UW MOTORTYPE.
  • Pagina 18 SYSTEM MONITOR V2.0 CAL 1 Kalibratie Trimsensor instellen: Stel de trimsensor als volgt in: Kalibratie 0.0 – Het woord “Trim” en de pijl Omlaag horen te knipperen. Gebruik de trimschakelaar en trim de eenheid tot de laagste stand. Druk op de knop om dit op te slaan.
  • Pagina 19 SYSTEM MONITOR V2.0 Kalibratie CAL1 Engelse of metrische waarden kiezen: De Systeemmonitor laat u de waarden in het SAE (standaard) Engelse of metrische systeem op het scherm weergeven. Druk op de knop om tussen eenheden te wisselen. SAE Engelse systeem Metrische systeem Druk op de knop om dit op te slaan en naar de volgende functie te...
  • Pagina 20: Kalibratie Cal2

    SYSTEM MONITOR V2.0 Kalibratie CAL2 Displaykalibraties CAL2: •Frequentie–instelling schoepenwielsnelheidssensor •Instelling snelheidssensoringang pitotwaterdruk •Vermenigvuldigingsfactor snelheidssensor pitotwaterdruk •Kalibratie brandstoftank 1. Draai de contactsleutel naar de stand Aan. 2. Houd ingedrukt; de Systeemmonitor geeft eerst Cal1 weer en vervolgens na 6 seconden Cal2. Laat de knoppen los om het scherm Kalibratie Cal2 in te voeren.
  • Pagina 21: Kalibratie Cal2 System Monitor

    Frequentie–instelling schoepenwielsnelheidssensor: De frequentie kan worden veranderd zodat deze overeenkomt met de eisen van andere sensoren. De frequentie van de door Mercury Marine geleverde schoepenwielsnelheidssensor is 4,9 (Hz/mijl). Miles Druk op de knop om dit op te slaan en naar de volgende functie te gaan.
  • Pagina 22 SYSTEM MONITOR V2.0 Kalibratie CAL2 System Monitor Brandstoftank kalibreren: 1. Schuif met de toets totdat u “t1” ziet. “t1” geeft aan dat u de kalibratie van tank 1 hebt ingevoerd. 2. Druk nogmaals op 3. U ziet het woord “no” en het pictogram Benzinetank. Voer de inhoud van tank 1 in liters in met behulp van de toets OPMERKING:Het woord “no”...
  • Pagina 23 SYSTEM MONITOR V2.0 Zodra de inhouden zijn ingevoerd, moet u: Kiezen of u de brandstoftank “t1” wilt kalibreren. (De meter laat u de brandstoftank pas kalibreren wanneer de inhoud is ingevoerd). Druk op de knop om 0= uit of 1= aan te kiezen. Wanneer u “1”...
  • Pagina 24 SYSTEM MONITOR V2.0 Kalibratie CAL2 System Monitor Kalibratie 50% – Het display “50 percent” wisselt tussen procent tankinhoud en de hoeveelheid toe te voegen brandstof gebaseerd op de in Cal1 ingevoerde totale inhoud. Voeg brandstof toe tot de totale weergegeven hoeveelheid en druk op de knop bom dit op te slaan.
  • Pagina 25 SYSTEM MONITOR V2.0 Nu hebt u de kalibratie van tank 1 voltooid en u ziet “t2”. Verander “t20” in een 1 (aan). Druk op de knop u ziet een knipperend tankpictogram. Met de knop kiest u welke tank u als tank2 wilt (olie, brandstof of water/afvoer).
  • Pagina 26 SYSTEM MONITOR V2.0 WAARSCHUWING: Als u Master Reset uitvoert, wordt de eenheid op alle standaardinstellingen van de fabriek teruggesteld, waardoor eventuele installatiekalibraties die tijdens het instellen van het product zijn uitgevoerd, verdwijnen.
  • Pagina 27: Werking En Functies

    SYSTEM TACH EN SPEED Toerenteller Snelheidsmeter WERKING EN FUNCTIES Opstarten: Elke meter wordt ingeschakeld wanneer het contactslot naar de stand Aan wordt gedraaid. De meters blijven aan zo lang het contactslot in de stand Aan is. Wanneer de meter voor de eerste keer wordt ingeschakeld of na een “Master Reset”...
  • Pagina 28: Werking En Functies (Vervolg)

    SYSTEM TACH EN SPEED WERKING EN FUNCTIES (VERVOLG) Digitaal–displayscherm: Geeft de volgende motorinformatie weer. Toerentellerdisplayscherm: Snelheidsmeterdisplayscherm: AFHANKELIJK VAN MOTORTYPE AFHANKELIJK VAN MOTORTYPE Motorinloopperiode Snelheid Motortemperatuur Verbruikte brandstof Psi olie COG (koers over grond)/SOG Trim en tpm (snelheid over grond) – als Trim en waterdruk GPS–invoer Waterdruk...
  • Pagina 29 SYSTEM TACH EN SPEED Snelheidsmeter Wordt vervolgd op de volgende pagina SNELHEIDSMETERDISPLAYSCHERMEN WELLICHT ZIJN NIET ALLE SCHERMEN VAN TOEPASSING OP UW MOTORTYPE. Wanneer het contactslot naar de stand Aan gedraaid wordt, laat de snelheidsmeter het laatste scherm zien dat werd weergegeven voordat het contactslot naar de stand Uit gedraaid werd.
  • Pagina 30: Smart Tach En Speed

    SMART TACH EN SPEED Snelheidsmeter SNELHEIDSMETERDISPLAYSCHERMEN (VERVOLG) 6. 6. Vaarbereik – Het geschatte vaarbereik is gebaseerd op de vaarsnelheid, het brandstofverbruik en de in de tank resterende brandstof. De weergegeven getallen geven een schatting van de afstand die u met de resterende brandstof kunt afleggen. Snelheidsinvoer vereist (schoepenwiel, pitotdruk of GPS).
  • Pagina 31 SYSTEM TACH EN SPEED Toerenteller ° F WATER Wordt vervolgd op de volgende pagina TOERENTELLERDISPLAYSCHERMEN WELLICHT ZIJN NIET ALLE SCHERMEN VAN TOEPASSING OP UW MOTORTYPE. Wanneer het contactslot naar de stand Aan gedraaid wordt, laat de toerenteller het laatste scherm zien dat werd afgebeeld voordat het contactslot naar de stand Uit gedraaid werd.
  • Pagina 32 SYSTEM TACH EN SPEED Toerenteller VOLT 22.3 13.6 USED FUEL 22.0 3200 TOERENTELLERDISPLAYSCHERMEN (VERVOLG) 7. Accuspanning – geeft het spanningsniveau (conditie) van de accu weer. Registreert tevens de bedrijfstijd van de motor. 8. Brandstofstroom – geeft het brandstofverbruik van de motor in gallon per uur of liter per uur weer.
  • Pagina 33 SYSTEM TACH EN SPEED Snelheidsmeter Toerenteller TROLL TROLL TROLL TROLL – – Werkelijke Ingestelde snelheid Werkelijke snelheid Ingestelde snelheid snelheid REGELING VOOR LANGZAAM VAREN Werking Met de regeling voor langzaam varen kunt u een sleeptoerental van 550 tot 1000 omw/min in stand houden zonder de gashendel te gebruiken. OPMERKING:De regeling voor langzaam varen is niet op alle motormodellen beschikbaar.
  • Pagina 34 SYSTEM TACH EN SPEED Toerenteller Snelheidsmeter TROLL TROLL TROLL – TROLL – Ingestelde snelheid Werkelijke snelheid Ingestelde snelheid Werkelijke snelheid REGELING VOOR LANGZAAM VAREN Regeling voor langzaam varen instellen 1. Terwijl de motor loopt, schakelt u de motor. Stel het motortoerental op stationair in.
  • Pagina 35 SYSTEM TACH EN SPEED WAARSCHUWINGSSYSTEEM OPMERKING:De waarschuwingen kunnen variëren afhankelijk van het motortype. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw motor voor een complete lijst met storingen. OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. Het SmartCraft waarschuwingssysteem omvat de displayschermen (a), de waarschuwingshoorn en het bewakingssysteem.
  • Pagina 36 SYSTEM TACH EN SPEED ALARMBERICHTEN OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. Deze berichten verschijnen en de hoorn weerklinkt als er een probleem in een van de motorsystemen wordt ontdekt. OPMERKING:Het waarschuwingssysteem wijst de bestuurder op de mogelijke problemen die u in de tabel vindt.
  • Pagina 37 SYSTEM TACH EN SPEED ALARMBERICHTEN OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. 1. OVERHEAT (OVERVERHITTING) – Het alarmbericht voor oververhitting verschijnt en de waarschuwingshoorn begint continu te weerklinken. Het motorbewakingssysteem begint het motorvermogen te beperken. Als de motor oververhit raakt, verlaagt u het toerental onmiddellijk tot stationair.
  • Pagina 38 SYSTEM TACH EN SPEED ALARMBERICHTEN OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. 2. PRESSURE (DRUK) – Dit alarmbericht wordt weergegeven en de waarschuwingshoorn begint continu te weerklinken om de bestuurder erop te wijzen dat er onvoldoende waterdruk in het koelsysteem is. Het motorbewakingssysteem begint het motorvermogen te beperken.
  • Pagina 39 SYSTEM TACH EN SPEED ALARMBERICHTEN OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. 3. OVERSPEED (OVERTOEREN) – Dit bericht wordt weergegeven en de waarschuwingshoorn begint continu te weerklinken om de bestuurder erop te wijzen dat het motortoerental het maximaal toegestane toerental heeft overschreden.
  • Pagina 40 SYSTEM TACH EN SPEED ALARMBERICHTEN OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. 6. RESERVE OIL LOW (RESERVE–OLIEPEIL TE LAAG) – ALLEEN 2–TAKT BUITENBOORDMOTOR – Dit bericht verschijnt en de waarschuwingshoorn begint om de twee minuten een serie van vier signalen te geven om de bestuurder erop te wijzen dat het oliepeil in het op de motor gemonteerde oliereservoir zeer laag is.
  • Pagina 41 SYSTEM TACH EN SPEED ALARMBERICHTEN OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. 10. BATTERY (ACCU) – Het is de bedoeling dat het waarschuwingsbericht verschijnt en het motorbewakingssysteem het motorvermogen begint te beperken wanneer het elektrische systeem de accu niet oplaadt of de acculading te laag is.
  • Pagina 42 SYSTEM TACH EN SPEED no starboard engine muliple starboard engines ALARMBERICHTEN OPMERKING:Zodra u een waarschuwingsalarm ziet, dient u de motorhandleiding te raadplegen voor een diagnose. 13. LOW OIL LEVEL (TE LAAG OLIEPEIL) – ALLEEN 2–TAKT BUITENBOORDMOTOR – Dit bericht dient als waarschuwing dat het oliepeil in de losse olietank te laag is.
  • Pagina 43: Master Reset

    17. WARNING MULTIPLE STARBOARD ENGINE (WAARSCHUWING MEERDERE STUURBOORDMOTOREN) – wijst u erop dat de instrumenten meerdere motoren als stuurboord zien. In toepassingen met meerdere motoren moet elke motor een plaats worden toegewezen (stuurboord, bakboord, stuurboord2 of bakboord2) met Quicksilver diagnoseapparatuur voordat het systeem naar behoren zal werken.
  • Pagina 44: Kalibratie - Invoeren Van Kalibratiemodes Is Hetzelfde Voor System Tach En Speed

    SYSTEM TACH EN SPEED KALIBRATIE – INVOEREN VAN KALIBRATIEMODES IS HETZELFDE VOOR SYSTEM TACH EN SPEED Snelkalibratie – Deze kalibratie is voor het instellen van de verlichting en het contrast. TROLL MODE 1. Druk maximaal 2 seconden op de knoppen om het scherm Snelkalibratie te krijgen.
  • Pagina 45: Toerenteller Kalibreren - Niveau Een

    SYSTEM TACH EN SPEED TOERENTELLER KALIBREREN – NIVEAU EEN Als ”yes” (ja) wordt geselecteerd, zijn de REMOTE SCREENS? veranderingen op het scherm die op deze SC1000 toerenteller zijn [NO] [SAVE] [YES] aangebracht, van invloed op alle andere in het systeem aanwezige SC1000 toerentellers.
  • Pagina 46: Toerenteller Kalibreren - Niveau Een (Vervolg)

    SYSTEM TACH EN SPEED TOERENTELLER KALIBREREN – NIVEAU EEN (VERVOLG) DISPLAY UNITS Hiermee kunt u de maateenheden van Engelse (standaard) metrische veranderen en vice versa. [UP] [DOWN] [SAVE] Hiermee kunt u snelheidseenheden SPEED UNITS selecteren. U kunt kiezen uit MPH (mijl per uur), KN (zeemijl per uur) of KMH [UP] (kilometer per uur).
  • Pagina 47 SYSTEM TACH EN SPEED TOERENTELLER KALIBREREN – NIVEAU EEN (VERVOLG) TRIM AND RPM SCREEN? Wilt gesplitste trim– toerentalscherm inschakelen? [YES] [NO] [SAVE] RPM SCREEN? Wilt u het digitale toerentalscherm inschakelen? [YES] [NO] [SAVE] SIMULATOR MODE? Wilt u een simulatiemode inschakelen? (gebruikt voor demonstratie–...
  • Pagina 48: Toerenteller Kalibreren - Niveau Twee

    SYSTEM TACH EN SPEED TOERENTELLER KALIBREREN – NIVEAU TWEE EXTERNAL SENSORS Met dit gedeelte kunt u de volgende externe sensoringangen in– uitschakelen. [EDIT] [SKIP] PITOT SENSOR? Is de boot met een pitotsensor uitgerust om de vaarsnelheid te meten? [YES] [NO] [SAVE] PADDLE SENSOR? Is de boot met een schoepenwiel...
  • Pagina 49: Toerenteller Kalibreren - Niveau Twee (Vervolg)

    SYSTEM TACH EN SPEED TOERENTELLER KALIBREREN – NIVEAU TWEE (VERVOLG) SPEED OPTION Met dit gedeelte kunt u de volgende toeren– snelheidssensors configureren. [SKIP] [EDIT] Selecteer type PITOT SENSOR? pitot–overdrachtzender. U kunt 100 of 200 psi kiezen. (100 psi komt het meeste voor) [SAVE] [NO]...
  • Pagina 50 SYSTEM TACH EN SPEED TOERENTELLER KALIBREREN – NIVEAU TWEE (VERVOLG) Hiermee kunt u de inhoud van de FUEL TANK CAPACITY brandstoftank van de boot invoeren. Deze optie is hetzelfde voor tank 1 en tank 2. [UP] [DOWN] [SAVE] Hiermee kunt u de mode invoeren CALIBRATION FUEL TANK waarmee u de brandstoftank kunt kalibreren.
  • Pagina 51 SYSTEM TACH EN SPEED TOERENTELLER KALIBREREN – NIVEAU TWEE (VERVOLG) Hiermee kunt u elektronisch een DEPTH SENSOR OFFSET dieptecompensatie configureren. Als een negatief getal invoert, verkrijgt u een waterlijn– compensatie. Met een [UP] [DOWN] [SAVE] positief getal verkrijgt kielcompensatie. Hiermee kunt u een dieptewaarde DEPTH ALARM invoeren.
  • Pagina 52: Snelheid Kalibreren - Niveau Een

    SYSTEM TACH EN SPEED SNELHEID KALIBREREN – NIVEAU EEN REMOTE LCD LIGHT? Hiermee kunt u de verlichtingsniveaus op alle SC1000’s op deze meter instellen. [YES] [NO] [SAVE] REMOTE LCD CONTRAST? Hiermee kunt u het contrast van een andere System Tach/Speed tegelijkertijd op deze meter regelen.
  • Pagina 53: Snelheid Kalibreren - Niveau Een (Vervolg)

    SYSTEM TACH EN SPEED SNELHEID KALIBREREN – NIVEAU EEN (VERVOLG) DISPLAY UNITS Hiermee kunt u de maateenheden van Engelse (standaard) metrische veranderen en vice versa. [DOWN] [SAVE] [UP] Hiermee kunt u de eenheden kiezen SPEED UNITS waarin snelheid wordt weergegeven. U kunt kiezen uit MPH (mijl per uur), KTS (knopen) of KMH [SAVE] [DOWN]...
  • Pagina 54: Snelheid Kalibreren - Niveau Twee

    SYSTEM TACH EN SPEED SNELHEID KALIBREREN – NIVEAU TWEE EXTERNAL SENSORS Hiermee kunt externe sensoringangen in– of uitschakelen. [SKIP] [EDIT] AIR TEMP? Gebruikt u een luchttemperatuur– sensor? [SAVE] [NO] [YES] GPS? Is een GPS–sensor geïnstalleerd? [NO] [YES] [SAVE] USE GPS SPEED? Gebruikt u de GPS–invoer om het snelheidsdisplay te sturen? [SAVE]...
  • Pagina 55: Regeling Voor Langzaam Varen

    VERKLARENDE WOORDENLIJST Cal1 – Het eerste kalibratieniveau. Behandelt hoofdzakelijk het aan– en uitzetten van schermen. Cal2 – Het tweede kalibratieniveau. Behandelt hoofdzakelijk de configuraties van externe sensors. Kalibratiemodes – Schermen waarop u de meterconfiguraties kunt veranderen om aan de vaarbehoeften te voldoen. CONF –...
  • Pagina 56: Legenda System Monitor V2

    LEGENDA SYSTEM MONITOR = Motor = Brandstof = Watertemperatuur = Waterdruk = Olie = Alarm...
  • Pagina 57: Montageschema's

    MONTAGESCHEMA’S System Monitor 2-1/4” 2-11/16” 13/16” Montagegat 2-1/8” 2-1/16” 2-1/2” System Tach en Speed 2-3/4” Montagegat 11/16” 2-1/16” 3-3/4” 3-3/8” 3-3/8” System Link meters 2-1/8” Montagegat 1-7/16” 11/16” 3-3/4” 3-3/8” 3-3/8”...
  • Pagina 58 MONTAGESCHEMA SYSTEM MONITOR V2.00 45,50 mm 33,80 mm 7,85 mm 6 mm 12 mm 16 mm Binnenvlak Straal van minimaal 0,5 mm (alle binnenranden) A–A Dwarsdoorsned Zijaanzicht...
  • Pagina 59: Blad Met Tips

    BLAD MET TIPS SYSTEM TACH, SYSTEM SPEED EN SYSTEM MONITOR V2.00 BEGRENSWEERSTANDEN: Op elke installatie moeten twee begrensweerstanden geïnstalleerd zijn. NIET MEER...NIET MINDER... De begrensweerstanden houden de spanningsniveaus constant zodat gegevens overal in de boot kunnen worden doorgegeven. De beste plaats om de begrensweerstanden te installeren is aan elk uiteinde van de gegevensbus.
  • Pagina 60: Foutmeldingen Eerste Instelling

    FOUTMELDINGEN EERSTE INSTELLING: System Monitor V2.00 – Knipperend “Stbd” – Meer dan een van de computers van de motor (ECM’s) zijn als een stuurboordmotor geconfigureerd. De motoren moeten voor de juiste motorlocatie worden geprogrammeerd met behulp van een DDT of Quicksilver diagnoseapparatuur.

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Sc1000 system speedSc1000 system monitor

Inhoudsopgave