Overzicht VesselView 4............2 VesselView upgraden............5 Toetsen................2 Omgevingsluchttemperatuursensor installeren....5 Achterpaneel..............3 Onderhoud................6 Onderdelen van het VesselView 4‑scherm en hun Displayscherm reinigen............. 6 beschrijving................3 Schoonmaken van de mediapoort........6 Updaten van de VesselView 4‑software......... 4 Klemmende knoppen............6 Ophalen van de meest recente software......
Pagina 4
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Navigeren in het menu Settings (instellingen)..... 44 Limits (Grenswaarden)..........51 Navigeren in het menu..........44 Supported Data (Ondersteunde gegevens)..... 51 Systeem............... 44 ECO Mode (ECO‑modus)........52 Language (taal)............45 Cruise‑/SmartTow‑type..........52 About (info).............. 45 Trim (Trimmen)............
VesselView upgraden ..........5 Toetsen ............... 2 Omgevingsluchttemperatuursensor installeren ... 5 Achterpaneel ............... 3 Onderhoud................6 Onderdelen van het VesselView 4‑scherm en hun Displayscherm reinigen ..........6 beschrijving................. 3 Schoonmaken van de mediapoort ......6 Updaten van de VesselView 4‑software......4 Klemmende knoppen ..........
De VesselView is een display-uitbreiding voor Autopilot- en joystickhandelingen. Alle functies van deze besturingsorganen worden geregeld via de CAN-pad (CAN = control area network) van de Mercury Marine Autopilot. VesselView geeft aan of de modus actief of stand-by is; er verschijnen pop-ups als een boot op een routepunt arriveert die om bevestiging voor een bocht vragen.
Voedingsingang, wordt aangesloten op het SmartCraft-netwerk voor een verbinding SmartCraft met SC 100-meters Onderdelen van het VesselView 4-scherm en hun beschrijving Het VesselView-scherm is opgebouwd uit meerdere velden waarin motorgegevens en actieve modi worden weergegeven. 51378 Spanning of diepte: dit gegevensveld kan door de gebruiker worden ingesteld. In het menu Settings (instellingen) kan de lijst van de beschikbare weergave-inhoud worden gewijzigd.
'good stewardship'-berichten, het onderhoudsschema en waarschuwingen. Updaten van de VesselView 4-software Hieronder wordt uitgelegd hoe u de VesselView 4-software kunt updaten. Hiervoor is toegang tot internet nodig en verder een communicatiepoort om het bestand op een micro-SD-kaart met FAT- of FAT 32-systeem over te zetten.
Hoofdstuk 1 - Om te beginnen Nadat het bestand op de harde schijf is opgeslagen, kopieert u het bestand naar de root van een lege micro-SD-kaart met FAT- of FAT 32-systeem van ten minste 512 MB. De root is het hoogste niveau: het bestand mag niet in een map worden geplaatst.
Hoofdstuk 1 - Om te beginnen Installeer de montageadapter zoals hieronder afgebeeld. montageadapter pakking nylon moer luchttemperatuursensor 10738 Schroef de sensor in de montageadapter. Sluit de temperatuursensor aan op de stekker van de VesselView-kabelboom. Onderhoud BELANGRIJK: Als het apparaat niet wordt gebruikt, wordt aanbevolen de meegeleverde zonnekap ter bescherming te installeren.
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Inhoudsopgave Het welkomstscherm............8 De gegevensbron instellen ........15 Instelwizard................. 8 Displayschermen bij het opstarten........16 Import Configuration (configuratie importeren) ..10 Opstarten..............16 Motor instellen ............10 Motor uit, ontsteking aan ........
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Het welkomstscherm Als de contactsleutel naar aan wordt gedraaid, verschijnt er een Mercury welkomstscherm. Er kunnen maximaal 9.999 bedrijfsuren worden weergegeven. De softwareversie wordt rechtsonder op het scherm vermeld. Voor motorinstallaties met emissieregeling wordt linksonder op het scherm een motorpictogram weergegeven. 51617 Het Mercury welkomstscherm Instelwizard...
Pagina 13
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Selecteer de taal die VesselView moet weergeven. Gebruik de pijltoetsen links en rechts om de taalkeuzes te doorlopen. Druk op de invoertoets om de selectie te bevestigen. VesselView vraagt u om de taalwijziging en het opnieuw starten te bevestigen.
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Import Configuration (configuratie importeren) Om een bestaande vaartuigconfiguratie te importeren, steekt u een micro-SD-kaart met het configuratiebestand in de poort en selecteert u dit bestand in de vervolgkeuzelijst. Als er geen importbestand is, gebruik dan de pijltoets RECHTS om Next (volgende) te markeren, en druk vervolgens op ENTER.
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Schuif omlaag om selecties in het scherm Engine Setup (motorinstelling) te maken. Wanneer alle selecties gemaakt zijn, markeert u Next (volgende) en drukt u op ENTER. 60113 Selectie van de joystickoptie 60114 Selectie van het aantal motoren Weergave instellen Afhankelijk van het aantal motoren dat in het scherm Engine Setup (motorinstelling) wordt aangegeven, selecteert u de motoren die door dit VesselView-toestel moeten worden weergegeven.
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Systeem instellen Selecteer op het scherm Device Setup (apparaatinstelling) de pijltoetsen RECHTS en LINKS om de vervolgkeuzemenu's te markeren. Wanneer meerdere VesselView-apparaten worden gebruikt dient u elk apparaat een uniek nummer te geven, om problemen met gegevens te voorkomen. Roernummers moeten overeenkomen met de locatie van het afzonderlijke VesselView-apparaat.
Pagina 17
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Een ‘Unmonitored’ tank is een tank waaraan geen sensor is gekoppeld. 60120 Gebruik de pijltoetsen om de opties voor het tanktype te doorlopen. 60121 Voer de tankinhoud in door de waarden met behulp van de pijltoetsen te wijzigen. Druk op de ENTER-toets om naar het volgende cijfer te gaan.
Pagina 18
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Selecteer het venster Name (naam) en doorloop met behulp van de pijltoetsen de beschikbare tekens. 60123 Selecteer de OK-knop met behulp van de pijltoetsen en de ENTER-toets. U keert dan terug naar het scherm voor tankselectie waar u eventueel de configuratie van een volgende tank kunt voltooien.
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Speed Setup (snelheidsinstelling) In het scherm Speed Setup (snelheidsinstelling) zijn er drie opties voor het vaststellen van de wijze waarop VesselView de snelheidsinformatie verkrijgt. Wanneer het vaartuig uitgerust is met GPS, kan in het vervolgkeuzemenu een keuze worden gemaakt tussen de beschikbare apparaten.
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp NB: Als u per ongeluk Cancel (annuleren) selecteert, kunt u het instellen van de gegevensbron nog steeds voltooien door te navigeren naar Settings (instellingen) > System (systeem) > Network (netwerk) > Auto-select (automatisch selecteren). Bij automatische selectie wordt het netwerk aan boord gescand en worden alle compatibele apparaten aan boord geïdentificeerd.
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp • Wanneer de scan voltooid is, kunnen verschillende pop-ups worden weergegeven: motorstoringen, onderhoudsherinneringen, communicatiefouten, scanrapport systeem OK. 52724 Scannen voltooid Motorstoring Als er tijdens een systeemscan een motorstoring wordt gedetecteerd, wordt hiervan in het gebruiker-geselecteerde gegevensvenster een beschrijving gegeven op een storingsscherm met een opvallende kleur.
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Als er een plus (+) symbool zichtbaar is, kunt u op de invoertoets drukken om meer gegevens over de storing in kwestie te zien. Als voor de aanvullende gegevens meer pagina's nodig zijn, worden in het voettekstgebied van de storing een of meer cirkeltjes weergegeven.
Hoofdstuk 2 - Startschermen en installatiehulp Systeemscan - Scanrapport Als de systeemscan is voltooid en er geen storingen, onderhoudsherinneringen of communicatiefouten zijn, wordt in het gebruiker-geselecteerde gegevensvenster de tekst SCAN COMPLETE (scan voltooid) weergegeven, met een rapport en een 'good stewardship'-bericht. Het scanrapport wordt weergegeven totdat de motoraandrijving wordt geschakeld. U kunt ook de pijl naar links of rechts gebruiken om X te markeren en dan op de invoertoets drukken.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Functie systeemstatusveld Het systeemstatusveld dient voor het doorgeven van motorgegevens en de actieve modi. Dit veld is altijd linksonder op het hoofdscherm zichtbaar, tenzij er een waarschuwend pop-upvenster over het gehele scherm wordt weergegeven. De kleur, het pictogram en de tekst variëren afhankelijk van de systeemstatus, waarschuwingen, onderhoudsindicatie en actieve modi.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Na het activeren van het pictogram worden in het gebruiker-geselecteerde gegevensvenster de gegevens uit de actief weergegeven gegevensselectie ingevuld. U kunt maximaal zes gegevensvelden een voor een vergroten: ze worden dan in de hieronder afgebeelde chronische volgorde weergegeven.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm • Als de functie voor automatisch doorlopen actief is, zijn er geen pijltoetsen beschikbaar. Markeer een van de pagina's en druk op de invoertoets. Het automatisch doorlopen blijft actief, maar is niet zichtbaar. Markeer het pictogram voor automatisch doorlopen en druk op de invoertoets om het automatisch doorlopen weer te hervatten.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Pictogrammen op de schuifbalk X-Pand X-pand − toont vergrote gegevens van geselecteerde gegevensschermen. Geselecteerde gegevens worden op het scherm weergegeven. 60706 Temperatures (temperatuurwaarden) Temperatures (temperatuurwaarden) − geeft de motor- en vloeistoftemperatuurwaarden weer voor olie, water en brandstof. Geeft de temperatuur weer van de omgevingslucht en de motorinlaatlucht.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Performance (prestaties) Performance (prestaties) − geeft geavanceerde prestatiegegevens weer: topprestatie (toerental/snelheid), afgelegde afstand per omwenteling van de schroef. 60715 Trim and tabs (trimstand en trimvinnen) Trim and tabs (trimstand en trimvinnen) − geeft de trimstand van de aandrijving en de stand van de trimvinnen aan. Om informatie over deze functie weer te kunnen geven moet er een sensor op de trimvinnen geïnstalleerd zijn.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm NB: Zie Autopilot-modus in dit onderdeel voor nadere informatie over gebruik hiervan. 60723 Cruise Cruise − schakelt de cruise control-functie in. Hiermee kan de gebruiker varen met een vast motortoerental of vaste snelheid.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Druk op de pijltoets om het pictogram ECO te markeren en druk op de invoertoets. In het gebruiker-geselecteerde gegevensvenster wordt nu het ECO-pictogramelement weergegeven, met een korte beschrijving van de methode voor optimale brandstofbesparing.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Hieronder volgen enige voorbeelden van toerentalstreefwaarden in de ECO-modus in verschillende toestanden. 52172 Niet optimaal Optimaal In het gebruiker-geselecteerde gegevensvenster worden de streefwaarden voor de trimstand weergegeven. 52173 Als alle streefwaarden zijn bereikt, verdwijnen de aanwijzingen uit het gebruiker-geselecteerde gegevensvenster en wordt OPTIMIZED (optimaal) weergegeven, met vermelding van de brandstofbesparingswaarde op dat moment.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm • Het actieve gedeelte heeft een witte rand. vernieuwen minimalisatie ingeschakeld afsluiten 52176 Refresh (vernieuwen) in de ECO-modus Met Refresh (vernieuwen) kunt u de huidige, in de ECO-modus gebruikte streefwaarden voor het toerental en de trimstand opnieuw berekenen.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Om de minimalisatie van de ECO-modus ongedaan te maken, markeert u het pictogram ECO met de pijltoetsen en drukt u op de invoertoets. Als de ECO-modus is gemaximaliseerd, wordt in het gebruiker-geselecteerde gegevensvenster weer de tekst OPTIMIZED (optimaal) weergegeven.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Smart Tow-modus Smart Tow (Sleepfunctie) 57377 Smart Tow is een gemakkelijk te gebruiken programma voor het regelen van de bootacceleratie en het instellen van streefsnelheden voor het slepen van waterskiërs, tubers of watersportuitrusting van uiteenlopende aard. Met Smart Tow hoeft u niet langer te gissen bij acceleratieproblemen zoals te veel ‘hole shot’, overschrijdingen, deceleratie en problemen bij het aanhouden van de streefwaarden voor een constante vaarsnelheid.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Met Enable (inschakelen) of Disable (uitschakelen) wordt de functie in- of uitgeschakeld. De tachometerbalken worden als niet-actief en dus in het wit weergegeven als ze zijn uitgeschakeld. De tachometerbalken worden als actief en dus in het oranje weergegeven als ze zijn ingeschakeld.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm • Als u HIDE HELP (Help verbergen) selecteert, wordt het helpscherm tijdens de volgende systeemstart niet weergegeven en geeft het systeem meteen het standaardscherm voor Smart Tow weer. • Als u CONTINUE (doorgaan) selecteert, wordt het standaardscherm voor Smart Tow weergegeven en verschijnt het overzichtsvenster opnieuw als u Smart Tow weer opent.
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm • Wanneer Smart Tow actief is, is de optie Set-point (instelpunt) standaard geselecteerd. U kunt het toerental of de snelheid wijzigen met behulp van de pijltoetsen. standaardselectie Set-point (instelpunt) 52281 Nadat u de gewenste instellingen hebt aangepast, verplaatst u de cursor met een druk op de PAGES-toets naar de optie enable (inschakelen) in de voettekst van het gebruiker-geselecteerde gegevensvenster.
Met de cruisecontrolfunctie kunt u een instelpunt selecteren en de waarde hiervan aanpassen zodat de boot met een vaste snelheid of vast motortoerental blijft varen. • De cruisecontrol wordt op het toerental gebaseerd, tenzij in het CAN-netwerk van de boot een Mercury Marine GPS is opgenomen. •...
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm • Open de schuifbalk en markeer het cruise-pictogram. Zie Pictogrammen op de schuifbalk voor een beschrijving van het cruise-pictogram. Gegevensvenster Cruise control Wijziging van veld met constante gegevens Als cruise control is ingeschakeld, wordt in het constante gegevensveld op het scherm een toerentalindicator opgenomen in de tachometerbalk, net als bij de streefwaarden voor Smart Tow en Eco-modus.
Pagina 42
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Met Enable (inschakelen) of Disable (uitschakelen) wordt de cruise control-functie in- of uitgeschakeld. Zet de gashendel op de stand voor vol gas vooruit nadat u Enable (inschakelen) hebt geselecteerd: VesselView regelt dan de vaarsnelheid. 60841 Enable (inschakelen) geselecteerd 60843...
Met de functie Langzaam varen kunt u een instelpunt selecteren en de waarde hiervan aanpassen zodat de boot met een vaste snelheid of vast motortoerental blijft varen. • De functie Langzaam varen is op het toerental gebaseerd, tenzij in het CAN-netwerk van de boot een Mercury Marine GPS is opgenomen. •...
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm Gegevensvenster voor Langzaam varen Wijziging van veld met constante gegevens Als langzaam varen is ingeschakeld, wordt in het constante gegevensveld op het scherm een toerentalindicator opgenomen in de tachometerbalk, net als bij de streefwaarden voor Smart Tow en de Eco-modus. •...
Pagina 45
Hoofdstuk 3 - Overzicht en werking van scherm De elementfunctie in- of uitschakelen. 60846 Enable (inschakelen) geselecteerd 60845 Disable (uitschakelen) geselecteerd Als u Disable (uitschakelen) selecteert, kunt u de gasregeling weer zelf verrichten. De langzaam varen-functie kan pas weer ingeschakeld worden nadat u de gashendel op de stationairstand hebt gezet met de motor in versnelling.
De VesselView is een display-uitbreiding voor Autopilot-functies en joystickhandelingen. Alle functies van deze besturingsorganen worden geregeld via de CAN-pad (CAN = control area network) van de Mercury Marine Autopilot. VesselView geeft aan of de modus actief of stand-by is. Er verschijnen pop-ups als een boot op een routepunt arriveert die om bevestiging voor een bocht vragen.
Pagina 47
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Inhoudsopgave Navigeren in het menu Settings (instellingen)....44 Limits (Grenswaarden) ........51 Navigeren in het menu..........44 Supported Data (Ondersteunde gegevens) ..51 Systeem..............44 ECO Mode (ECO‑modus) ........52 Language (taal) ..........
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Navigeren in het menu Settings (instellingen) Navigeren in het menu Druk op de paginatoets. Druk enige keren op de pijl naar rechts totdat het laatste pictogram is gemarkeerd. Het laatste pictogram is dat van het menu Settings (instellingen).
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Language (taal) Selecteer de taal die VesselView moet weergeven. Druk op de ENTER-toets als het instellingenpictogram is gemarkeerd. Het menuscherm Settings (instellingen) wordt weergegeven. 56791 Druk op de ENTER-toets om het uitvouwmenu met opties voor System (systeem) te openen en selecteer Language (taal).
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie • Via de snelheidsinstelling selecteert u welk apparaat snelheidsgegevens naar VesselView stuurt • Als u de installatiehulp afsluit, worden alle keuzen opgeslagen en wordt het navigatiescherm weer geopend Restore defaults (standaardinstellingen herstellen) Hiermee kunt u alle instellingen wissen, de alarmgeschiedenis wissen of de motorlimieten wissen. NB: Het wissen van de motorlimieten heeft geen invloed op de werking van de Engine Guardian-motorbescherming.
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Vaartuig 56815 56817 In VesselView kunt u de bron van trimvingegevens toewijzen, de naam en inhoud van tanks configureren, de snelheidsbron bepalen, de snelheid en de zeewatertemperatuur toewijzen en de correctie voor de dieptetransducer, de bron van de motoren, het aantal brandstoftanks en de totale brandstofinhoud instellen.
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Tabs (Trimvinnen) Met deze instelling kan de bron van de trimvingegevens worden geselecteerd. Voor de bron van de trimvingegevens kunt u kiezen uit: trimvinnen, TVM's en PCM's. Hieronder volgen de posities van de opties voor de bron van de trimgegevens. PCM0 = motor stuurboord buiten PCM1 = motor bakboord buiten PCM2 = middelste motor, of motor stuurboord binnen...
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie De drempelwaarde voor "speed-through-water'" (STW) is de snelheid waarbij bij benadering wordt overgeschakeld van berekeningen van een schoepenwielschakelaar op berekeningen op basis van een andere bron, hetzij het GPS, hetzij de pitotsensor. U kunt de standaard snelheid wijzigen door het veld te selecteren en met het schermtoetsenblok een nieuwe waarde in te voeren.
Pagina 54
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie 56818 Via Engines (motoren) kunnen het motortype en motormodel worden ingesteld. De motorlimieten kunnen worden ingesteld met minimum- en maximumwaarden voor de bedrijfsparameters. De selectie van ondersteunde data-items kan vanuit dit menu in- of uitgeschakeld worden. De instellingen voor ECO, Cruise, Smart Tow en Trim worden verricht via Settings (instellingen) in het menu Engines (motoren).
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie ECO Mode (ECO-modus) Met de instellingen voor de ECO-modus kunnen het interval voor vernieuwing van de display van het brandstofverbruik en het toerental, het gewenste toerentalbereik en de nauwkeurigheid van de streefwaarden voor toerental en trimstand worden aangepast.
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie EasyLink Port (bakboord) of Starboard (stuurboord): aan − stip, uit − geen Engine (motor) en Transmission (transmissie) > stip Port (bakboord) of Starboard (stuurboord): aan − stip, uit − geen RPM sync (toerentalsynchronisatie) > stip Port (bakboord) of Starboard (stuurboord): aan −...
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Brandstoftanks Tijdens het configureren van de tanks is er informatie ingevoerd over de locatie, naam en inhoud van de afzonderlijke tanks. Met de instellingen voor de linkmeter kunt u kiezen welke linkdraadboom de gegevens van de geselecteerde tanktab verzendt.
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Preferences (voorkeuren) Trim and Tabs (trimstand en trimvinnen): aan − stip, uit − geen stip Trip Log (vaarlogboek): aan − stip, uit − geen stip Navigation (navigatie): aan − stip, uit − geen stip Generator (aggregaat): aan −...
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Scroller Bar (schuifbalk) De instellingen voor de schuifbalk omvatten een vertraging voor het automatisch verbergen van vijf tot seconden voordat de schuifbalk geminimaliseerd wordt als er geen keuze wordt gemaakt. De bij Scroller Bar Item Visibility (zichtbaarheid schuifbalkitems) aangevinkte items worden in het schuifbalkmenu onderaan op het VesselView-scherm weergegeven.
Pagina 61
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie 56821 Met Alarms (alarmen) kunt u de geschiedenis voor elk alarm controleren, een bepaald alarm in- of uitschakelen, of alle alarmen weergeven. Markeer de optie met de pijltoetsen en druk op de invoertoets om het alarm in of uit te schakelen. Alarmen Alarm History NB: Zie de tekst na de tabel.
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Personality-bestand 56815 56822 In het menu Personality Settings (personality-instellingen) kunt u een vessel personality importeren of exporteren. Vessel personality's zijn bestanden die bootbouwers en booteigenaars gebruiken om alle voorkeuren en instellingen in VesselView in te stellen en zo de systemen aan boord te optimaliseren. De poort voor de micro-SD-kaart wordt gebruikt voor het overzetten van bestanden van en naar VesselView.
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Restore (herstellen) De herstellingsoptie kan alleen door installateurs worden gebruikt om de OEM-instellingen te herstellen. Een VesselView die door een bootbouwer of dealer is geconfigureerd bevat een bestand dat specifiek is voor de boot in kwestie en dat gebruikt kan worden om de oorspronkelijke instellingen op de unit te herstellen.
Pagina 64
Hoofdstuk 4 - Configuratie en kalibratie Aantekeningen: Bladzijde 60 90-8M0126147 MAART 2016...
Pagina 65
Hoofdstuk 5 - Waarschuwingsalarmen Hoofdstuk 5 - Waarschuwingsalarmen Inhoudsopgave Waarschuwingen – Storingen en alarmen ....... 62 Alarm Brandstofpeil kritiek.......... 62 Waarschuwingen — Storingen en alarmen....62 Alarm Diepte............... 63 90-8M0126147 MAART 2016 Bladzijde 61...
Hoofdstuk 5 - Waarschuwingsalarmen Waarschuwingen – Storingen en alarmen Waarschuwingen — Storingen en alarmen Alle Mercury waarschuwingen, storingen en alarmen worden weergegeven, ongeacht het ten tijde van het alarm weergegeven scherm. Wanneer een alarm is geactiveerd, wordt in het systeemstatusveld de alarmtekst en -pictogram weergegeven.
Hoofdstuk 5 - Waarschuwingsalarmen Alarm Diepte Het alarm voor diepte wordt geregeld door VesselView, via Settings (instellingen) > Alarms (alarmen) > Alarm Settings (alarminstellingen) en niet door de ECM/PCM op de motor. • In het menu Settings kunnen de eigenschappen worden ingesteld voor weergave van kennisgevingen en de diepte waarbij een waarschuwing wordt gegeven.