³
[OPNAME] functie:
Opnamen maken met uw favoriete instellingen.
(
: Programme AE-functie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu te veranderen.
•
Zet de instelknop voor gebruiksfuncties op [
Stel de functieknop in op [
•
"
Ga naar
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
"
of
Gebruik van het [VOORKEUZE] Menu
informatie over het wijzigen van de instelling tijdens het
maken van opnamen.
Zet de hendel van de focusfunctie op [AFS] of
[AFC].
•
Ga naar P52 voor informatie over [AFS] en [AFC].
Druk de sluiterknop tot halverwege in om scherp
te stellen.
•
De focusaanduiding (groen) gaat branden wanneer er op het
onderwerp scherpgesteld is.
•
Het focuslampje knippert als het object niet scherp staat in het
beeld. In dit geval wordt geen opname gemaakt. Druk de
ontspanknop nogmaals in om scherp te stellen.
•
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de
gebruikte lens.
–
Wanneer 14–42 mm/F3.5–5.6 lens die bij DMC-G2K/
DMC-G2W zit gebruikt wordt: 0,3 m tot
–
Wanneer 45–200 mm/F4.0–5.6 lens die bij DMC-G2W zit
gebruikt wordt: 1,0 m tot
•
Als de [GEVOELIGHEID] op [ISO100] staat en de waarde van het diafragma op F3.5 (als de 14 – 42 mm/
F3.5 – 5.6 lens bevestigd is die deel uitmaakt van de DMC-G2K/DMC-G2W) of op F4.0 (als de
45 – 200 mm/F4.0 – 5.6 lens bevestigd is die deel uitmaakt van de DMC-G2W), wordt de sluitersnelheid
automatisch ingesteld op een tijd tussen ongeveer 30 seconden en 1/4000 van een seconde.
Druk de tot halverwege ingedrukte sluiterknop
helemaal in om een opname te maken.
•
Er wordt geen opname gemaakt zolang het object niet scherp is.
•
Als u de sluiterknop helemaal wilt indrukken ook al is het onderwerp niet scherp, zet u
[FOCUSPRIORITEIT] in het [VOORKEUZE]-menu op [OFF]. (P140)
•
Het toegangslampje licht (P29) rood op wanneer er beelden op de kaart worden opgenomen.
•
U kunt foto's maken met gebruik van de Touch Shutter functie (P54).
∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te donker eruit ziet
(P72)
∫ De kleuren aanpassen en opnamen maken als het beeld te rood lijkt (P87)
∫ Wanneer u bewegende beelden opneemt (P112)
].
].
"
"
(P138) voor
¶
¶
(P128)
Basiskennis
51
VQT2S37