AF-stand
Selecteer een scherpstelmethode (scherpstelstand).
1
Druk op de knop Q om live control weer te
geven en selecteer het item voor AF-stand
met FG.
2
Selecteer een optie met HI en druk op Q.
• De geselecteerde AF-stand wordt weergegeven op de
monitor.
S-AF (één keer
scherpstellen)
Super macro
C-AF (continu
scherpstellen)
C-AF+TR
(AF tracking)
MF (handmatig
scherpstellen)
#
Let op
• De flitser en de zoom zijn niet beschikbaar bij supermacrofotografie. De zoom wordt
automatisch aangepast.
• De camera kan mogelijk niet scherpstellen als het onderwerp schaars verlicht is, wordt
verduisterd door nevel of rook of te weinig contrast vertoont.
De camera stelt één keer scherp wanneer de ontspanknop
half ingedrukt wordt. Zodra de camera heeft scherpgesteld,
hoort u een pieptoon en licht het AF-bevestigingsteken op.
Deze methode is geschikt voor het fotograferen van niet of
nauwelijks bewegende onderwerpen.
U kunt scherpstellen op een afstand van 5 cm van de te
fotograferen persoon.
De camera herhaalt het scherpstellen terwijl de sluiterknop half
ingedrukt blijft. Wanneer op het onderwerp is scherpgesteld,
licht de monitor op en klinkt een pieptoon zodra de
scherpstelling de eerste keer is vergrendeld. Ook al beweegt
het onderwerp of verandert u de compositie van de foto, de
camera blijft bezig met scherpstellen.
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen; de camera
volgt het onderwerp en blijft erop scherpstellen zolang de
ontspanknop in deze positie wordt gehouden.
• Het AF-kader wordt rood weergegeven als de camera het
onderwerp niet langer kan volgen. Laat de sluiterknop los,
kadreer het onderwerp opnieuw en druk de sluiterknop half
in.
Met deze functie kunt u handmatig scherpstellen op elk
onderwerp. Houd de knop Q even ingedrukt en stel
vervolgens scherp op het onderwerp met FG.
S-AF
S-AF
Single AF
P
S-AF
S-AF
C-AF
C-AF
MF
MF
C-AF
C-AF
TR
S-AF
S-AF
S-AF
S-AF
ISO
ISO
ISO
ISO
AUTO
AUTO
AUTO
AUTO
R R
4
NL
43