6.8.1
Procedure voor het ijken van de brander
Controleer, na de eerste ontsteking, de correcte functionering
aan het gewenste vermogen. Indien dit niet het geval is, moet de
ijking van de gasnok uitgevoerd worden.
Als de optimale regeling bereikt is, vergeet dan niet om de regel-
schroeven van de profielen van de nokken te blokkeren met de
schroeven 3)(Afb. 29).
6.9
Afstelling van de drukschakelaars
6.9.1
Drukschakelaar lucht - controle CO
Voer de regeling van de luchtdrukschakelaar uit nadat alle ande-
re branderafstellingen gedaan zijn, met de luchtdrukschakelaar
afgesteld op het begin van de schaal (Afb. 31).
Verhoog de regelingdruk wanneer de brander aan het minimum-
vermogen werkt en draai daarvoor het daarvoor bestemde knop-
je langzaam in wijzerzin rond totdat de brander vergrendelt.
Draai daarna het knopje met 20% van de afgestelde waarde in te-
genwijzerszin. Start de brander opnieuw en controleer of de start
normaal verloopt.
Als de brander opnieuw vergrendelt, draai dan het knopje nog
een klein beetje in tegenwijzerzin.
Volgens de norm moet de luchtdrukschakelaar
beletten dat de luchtdruk tot onder 80% van de af-
stellingswaarde daalt, en dat het CO-gehalte van
OPGELET
de rookgassen 1% overschrijdt (10.000 ppm).
Breng om dit te controleren een verbrandingsana-
lysator in het rookkanaal, sluit traag de aanzuig-
opening van de ventilator (b.v. met een
kartonnetje) en ga na of de brander vergrendelt al-
vorens het CO-gehalte in de verbrandingsgassen
1% overschrijdt.
De luchtdrukschakelaar is "absoluut" geïnstalleerd, dat betekent
alleen aangesloten op het drukafnamepunt "+" 22)(Fig. 4).
6.9.2
Maximumgasdrukschakelaar
Regel de maximumgasdrukschakelaar na alle andere afstellin-
gen van de brander uitgevoerd te hebben met de maximumgas-
drukschakelaar afgesteld op het einde van zijn schaal (Afb. 32).
Verlaag de regelingdruk wanneer de brander aan het maximum-
vermogen werkt en draai daarvoor het daarvoor bestemde knop-
je langzaam in tegenwijzerzin rond totdat de brander vergrendelt.
Draai dan het draaiknopje 0,2 kPa (2 mbar) in wijzerzin rond en
herhaal het starten van de brander.
Als de stop van de brander opnieuw in werking treedt, draai dan
nogmaals 0,1 kPa (1 mbar) in wijzerzin rond.
6.9.3
Minimumgasdrukschakelaar
Voer de regeling van de minimumgasdrukschakelaar uit nadat
alle andere branderafstellingen uitgevoerd zijn, met de drukscha-
kelaar afgesteld op het begin van de schaal (Afb. 33).
Verhoog de regelingsdruk wanneer de brander aan het maxi-
mumvermogen werkt en draai daarvoor het daarvoor bestemde
knopje langzaam in wijzerszin tot de brander vergrendelt.
Draai daarna 0,2 kPa (2 mbar) terug en herhaal de start van de
brander om de regelmatige werking te controleren.
Als de stop van de brander opnieuw in werking treedt, draai dan
nogmaals 0,1 kPa (1 mbar) terug.
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Overschrijd, tijdens de ijking van de nokken, de li-
mieten van de slag van de servomotor 0° ÷ 130°
niet zodat het vastlopen wordt vermeden.
OPGELET
Controleer, door middel van een manuele ver-
plaatsing 0-130° van de nokken, of geen mecha-
nische blokkeringen aanwezig zijn voordat de
microschakelaars 1-2 van de servomotor ingrij-
pen.
1 kPa = 10 mbar
OPGELET
27
NL
Afb. 31
D3854
Afb. 32
D3856
Afb. 33
D3855
20057254