7.6
Branderkop
De branderkop bestaat uit een cilinder met hoge thermische
weerstand, en op zijn oppervlak zijn vele boorgaten aangebracht,
gewikkeld in een metalen "net".
Het mengsel lucht-gas wordt in de cilinder geduwd, en komt
langs de omtrekboringen uit de kop.
Het begin van de verbranding gebeurt via de ontsteking van het
mengsel lucht-gas dat uit de waakvlam komt door toedoen van
de elektrode.
Nadat de waakvlam is gestabiliseerd (ongeveer 3 seconden)
wordt het hoofdventiel geopend en na ongeveer 7 seconden gaat
de waakvlam uit en blijft de hoofdvlam branden.
Het metalen "net" is het fundamentele element van de brander-
kop, omdat het de prestaties van de brander aanzienlijk verbe-
tert.
De vlam die wordt ontwikkeld op het oppervlak van de kop omvat
perfect het net bij de maximum werking.
7.7
Regeling van de brander
Om een optimale afstelling van de brander te verkrijgen, moet
een analyse van het uitlaatgas van de verbranding aan de uit-
gang van de generator uitgevoerd worden.
Het plaatsen van de brander op de generator, de afstelling en de
test moeten uitgevoerd worden in overeenstemming met de
handleiding van de generator, met inbegrip van de controle van
de concentratie van CO en CO
ratuur ervan.
Controleer vervolgens:
–
MAX. vermogen
–
MIN. vermogen
Het MAX. vermogen dient gelijk te zijn aan de waarde van de ge-
bruikte ketel. Om de waarde te verhogen of te verlagen gebruikt
u de externe modulatiebediening.
Meet het gasdebiet op het relais om het exacte verbrande vermo-
gen te ontdekken.
Met een analysator van de rookgassen moet de waarde van de
CO
of de O
gemeten worden, om de afstelling van de brander
2
2
te optimaliseren.
De correcte waarden zijn: CO
Om deze waarden te corrigeren, moet op de volgende manier ge-
handeld worden op het gasventiel:
om het gasdebiet en de CO
V1 naar het "+" teken (Afb. 20);
om het gasdebiet en de CO
V1 naar het "-" teken (Afb. 20).
Het MIN. vermogen dient gelijk te zijn aan de waarde van de ge-
bruikte ketel. Om de waarde te verhogen of te verlagen gebruikt
u de externe modulatiebediening.
Meet het gasdebiet op het relais om het exacte verbrande vermo-
gen te ontdekken (te corrigeren op basis van de gasdruk).
Met een analysator van de rookgassen moet de waarde van de
CO
of de O
gemeten worden, om de afstelling van de brander
2
2
te optimaliseren.
De correcte waarden zijn: CO
Om deze waarden te corrigeren, moet op de volgende manier ge-
handeld worden op het gasventiel:
om het gasdebiet en de CO
V2 naar het "+" teken;
om het gasdebiet en de CO
V2 naar het "-" teken.
Inbedrijfstelling, instelling en werking van de brander
in de rookgassen en de tempe-
2
8,2 - 9% (voor methaan).
2
te verhogen: draai de schroef
2
te verlagen: draai de schroef
2
7,8 - 8,5% (voor methaan).
2
te verhogen: draai de schroef
2
te verlagen: draai de schroef
2
Hierdoor zijn hoge moduleringsverhoudingen mogelijk, tot 6:1, en
het gevaar op de terugkeer van de vlam bij de minimum module-
ring wordt vermeden.
De vlam wordt gekenmerkt door een uiterst compacte geometrie,
waardoor elk risico op contact tussen de vlam en de delen van de
ketel, en dus ook het risico op een slechte verbranding wordt ver-
meden.
Door de structuur van de vlam worden kleine verbrandingska-
mers ontwikkeld, zodat dit kenmerk wordt benut.
Voordat de brander wordt ingeschakeld, wordt
aanbevolen om de gasstraat zodanig af te stellen
dat de ontsteking plaatsvindt in optimale veilig-
heidsomstandigheden en dus met een zeer zwak
VOORZICHTIG
gasdebiet.
7.7.1
Indicatieve ijkwaarden
MIN vermogen
CO
2
Methaan
8
LPG
9,5
G25
7,8
D9714
7.7.2
Emissies
De emissiewaarden (volgens EN 676) van de branders liggen be-
duidend onder de limieten opgelegd door de strengst normen.
De distributie van de vlam en de uitbreiding ervan over een ruim
oppervlak, maakt het mogelijk de vorming van de thermische
NOx, verantwoordelijk voor de vervuilende emissie, in de hand te
houden.
51
NL
MAX vermogen
(%)
O
(%)
CO
(%)
2
2
6,6
8,5
6,4
10
6,8
8,3
O
(%)
2
5,7
5,6
5,8
Tab. R
Afb. 162
20151735