INSTALLATIE
Voorbereiding
Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of het niet beschadigd is. In geval van twijfel het
advies van gekwalificeerd personeel inroepen voordat u het apparaat gaat gebruiken. Als u heeft
vastgesteld dat de staat van het apparaat onberispelijk is, kunt u de beschermende laag verwijderen.
Verwijder indien noodzakelijk de lijmresten van de buitenste delen van het apparaat met lauw water en
wrijf het aansluitend met een zachte doek droog. Zijn er nog steeds lijmresten aanwezig, pas dan een
geschikt oplosmiddel (bv. aceton) toe. In geen geval schuurmiddelen toepassen. Zet na plaatsing het
apparaat waterpas met de stelvoetjes.
Gasaansluiting
Controleer voordat u het apparaat aansluit of het aangevoerde gas overeenstemt met de gassoort
waarvoor het apparaat is ingericht, zodat de geschiktheid van het gas gewaarborgd is. Indien de
gassoorten niet overeenstemmen, dient u te handelen volgens de aanbevelingen uit het hoofdstuk
"Gasvoorziening met een gassoort die afwijkt van de fabrieksinstelling". De aansluiting op de
schroefmof met een doorsnede van ¾" die zich op de bodem van het apparaat bevindt, kan met een
genormaliseerde snelkoppeling vast of beweeglijk plaatsvinden. Indien u flexibele leidingen toepast,
moeten deze zijn gemaakt van roestvrij staal en voldoen aan de geldende normen. Alle dichtingen van
de schroefaansluitingen moeten zijn gemaakt van materialen die zijn toegelaten voor toepassing in
gasinstallaties. Boven elk apparaat moet zich een goed toegankelijk afsluitkraantje bevinden, waarmee
de gastoevoer na afloop van het werk kan worden afgesloten. Controleer na uitvoering van de
aansluiting de dichtheid met een speciale spray voor het opsporen van gaslekken.
Elektrische aansluiting
Controleer voordat u het apparaat aansluit of de netspanning overeenstemt met de spanning waarvoor het apparaat is
uitgerust, zodat de geschiktheid van de spanning gewaarborgd is. Indien er zich verschillen voordoen in de
spanningswaarden, voer dan de noodzakelijke wijzigingen uit volgens het elektrische aansluitschema. De
klemmenblokken bevinden zich achter het bedieningspaneel van de bovenste plaat. U kunt ze bereiken door de twee
bevestigingsschroeven van de houder los te draaien en het bedieningspaneel met het klemmenblok eruit te trekken (bij
de handbediende variant moet u het kantelwiel eruit trekken). Controleer vervolgens de functionaliteit van de
aardingsinstallatie en zorg ervoor dat de aardeleiding aan de aansluitkant langer is dan de overige leidingen. De
aansluitkabel moet een doorsnede hebben die past bij het vermogen van het apparaat en moet minimaal overeenkomen
met het type H05 RN-F. Conform de internationale richtlijnen moet boven het apparaat een meerpolig
schakelmechanisme worden geïnstalleerd met een minimale afstand tussen de contacten van 3 mm, die de
GEEL-GROENE aardeleiding niet mag onderbreken.
Blz. 11/17