1
Draai de functieknop naar [.
2
Gebruik H (pendelknop) om een
submodus 1 te selecteren en gebruik
G om naar submodus 2 te gaan.
Gebruik HI (pendelknop) om een item
te selecteren en druk op A.
3
Druk op de ontspanknop om te beginnen met fotograferen.
• Voor [}], [;], en [/] is de ontspanknop eveneens beschikbaar voor
het maken van films, in tegenstelling tot bij normaal filmen.
• Druk in [,] op de ontspanknop om een reeks frames te fotograferen.
• Tijdens het fotograferen knippert het indicatorlampje.
• Bij gebruik van een camera met een CMOS-beeldsensor kunnen
bewegende beelden vervormd worden weergegeven door het rollende
sluitereffect. Dit is een natuurkundig fenomeen waarbij de gefilmde
beelden vervormd worden bij het filmen van een snel bewegend
onderwerp of door de bewegingen van de camera. Dit fenomeen valt
vooral op bij een grote brandpuntsafstand.
4
Druk nogmaals op de ontspanknop om de opname te
beëindigen.
• Als de camera de limiet voor herhaald fotograferen overschrijdt.
stopt hij automatisch. g "Aantal foto's dat kan worden opgeslagen
(afbeeldingen) / opnametijd (films) in het interne geheugen en op
kaartjes" (Blz. 102)
Stel [Herhaal opn.] (Blz. 68) in op [Ja] om de opnametijd automatisch te
verlengen.
• Druk op A in het opnamevenser om de scherpstelafstand vast te zetten
(AF-vergrendeling). Druk nogmaals op A om de vergrendeling op te heffen.
• Nadat u [z Foto nemen] in [Knopfunctie] (Blz. 67) hebt ingesteld, maakt
u met een druk op de toegewezen knop foto's volgens een instelling die
overeenkomt met O [C].
• Om een normale film in [,] te maken, moet u vooraf [A Film opn.] aan de
knop toewijzen.
60p film
AUTO
AUTO
16
MENU
MENU
NL
0,0
0,0
WB
WB
M
29