Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Aanvullende info over de stappen
Installatie in bedrijf stellen
Gegevens van de branderfabri-
kant en de accessoires
01. Keteldeuren openen en controleren
of de wirbulatoren (indien aanwe-
zig) tot aan de aanslag in de rook-
gaspijpen zijn geschoven.
02. Controleren of de ventilatie van de
installatieruimte open staat.
03. Verwarmingsinstallatie met water
vullen en ontluchten.
!
Opgelet
Ongeschikte waterkwaliteit
kan leiden tot schade aan
het ketellichaam.
De verwarmingsinstallatie
met water volgens de "Richt-
waarden voor de waterkwa-
liteit" vanaf pagina 20 vul-
len en gebruiken.
Opmerking
Vulhoeveelheid en totale hardheid
op pagina 18 invullen.
04. Druk van de installatie controleren.
05. Alle gemonteerde onderdelen zoals
leidingen, kleppen, regelaars, pom-
pen enzovoort op dichtheid en wer-
king controleren.
06. Brandstoftoevoer op dichtheid en
druk controleren.
07. Rookgasschuif respectievelijk -klep
(indien aanwezig) openen.
8
08. Controleren of de reinigingsopening
op de rookgasafvoer gesloten is.
09. Controleren of de waterafvoerlei-
ding (indien aanwezig) is verbonden
met de condensaataansluiting.
10. Afsluitkleppen van de olieleidingen
(aan tank en filter) respectievelijk
gasafsluitkraan openen.
11. Hoofdschakelaar, schakelaars voor
de benodigde aggregaten van de
ketel en bedrijfsschakelaar voor de
brander in deze volgorde inschake-
len.
Bedrijfsvoorschriften van de
branderfabrikant
12. Ketel op een lage belasting (maxi-
maal 30%) in bedrijf nemen en
opstoken tot een temperatuur van
circa 30 °C onder de werktempera-
tuur.
De condensaatafvoeren moeten
geopend zijn en het condensaat
moet op juiste wijze worden opge-
vangen respectievelijk worden afge-
voerd.
13. Na het bereiken van de gewenste
aanvoertemperatuur de ketelretou-
rarmatuur, evt. voedingswaterarma-
tuur en langzaam de ketelaanvoer-
armatuur openen.
14. Pas dan volledige belasting van de
brander vrijgeven.