Instructies voor inwerkingstelling en het gebruik
Ketel en de verwarmingsinstallaties
mogen alleen met water worden gevuld
en gebruikt dat voldoet aan de "Richt-
waarden voor de waterkwaliteit" (zie
vanaf pagina 20).
De eerste inbedrijfstelling moet door de
installateur van de installatie of een door
hem aangewezen vakman evenals de
verantwoordelijke deskundige plaatsvin-
den.
De instelwaarden moeten in een meet-
protocol worden genoteerd en worden
bevestigd door de installateur van de
installatie, de deskundige en de gebrui-
ker van de installatie.
Buiten bedrijf stellen
Bedieningshandleiding regeling
Onderhoudsaanwijzingen
Wij adviseren uw ketelinstallatie regel-
matig te laten onderhouden om een sto-
ringsvrije, energiebesparende en milieu-
vriendelijke stookwerking te garande-
ren.
De ketel moet op gezette tijden worden
gereinigd, anders kan met toenemende
vervuiling de rookgastemperatuur en
daarmee ook het energieverlies toene-
men.
Wij adviseren het gebruik van een rook-
gasthermometer. Een rookgastempera-
tuurbewaking geeft informatie over een
veranderde branderinstelling en de ver-
vuilingsgraad van de ketel.
Bedieningsinstructies
Wij adviseren de ketel zonder onderbre-
king met de benodigde werkdruk te
gebruiken. Ook als gedurende langere
tijd geen warmteafname plaatsvindt, is
de verdere werking een voordeel.
Bij een installatie die uit meerdere ketels
bestaat en waarvan er één permanent
als reserveketel is bedoeld, moet een
bedrijfsomschakeling slechts over een
langere periode, bijvoorbeeld naar aan-
leiding van de jaarlijks vereiste revisie
van de gehele installatie, plaatsvinden.
Bedrijfsvoorschrift Water- en
stookgaszijdige conservering
Bedrijfsvoorschrift Water- en
stookgaszijdige conservering
Een te hoge rookgastemperatuur door
een vervuilde ketel of een veranderde
branderinstelling verslechteren het ren-
dement. Eventueel moet de ketel wor-
den gereinigd of de brander opnieuw
worden ingesteld.
5