9 Controleer alle kabelaansluitingen en haal kabels uit de weg om blokkering van de luchtstroom
tussen de ventilator en de ventilatieopeningen te voorkomen.
10 Plaats het stationspaneel terug (zie "Stationspaneel terugplaatsen" op pagina 125).
11 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op pagina 173).
KENNISGEVING:
of het netwerkapparaat en vervolgens op de computer.
12 Sluit uw computer en apparaten aan op het lichtnet en zet ze vervolgens aan.
Raadpleeg de documentatie die bij de schijf is geleverd voor instructies voor het installeren
van eventuele software die noodzakelijk is voor het functioneren van de vaste schijf.
13 Ga naar System Setup (zie "System Setup openen" op pagina 180) en selecteer de gewenste optie
bij Drive (Station).
138
Onderdelen verwijderen en installeren
1
voedingskabel
Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op de netwerkpoort
1
2
2
gegevenskabel