3. Kopiëren
In dit hoofdstuk komen veelgebruikte kopieerfuncties en -handelingen aan bod. Voor informatie die niet
in dit hoofdstuk is opgenomen, zie de handleiding Kopiëren / Document Server
meegeleverde cd-rom.
Basisprocedure
Als u kopieën van originelen wilt maken, plaatst u ze op de glasplaat of in de ADF.
Wanneer u een origineel op de glasplaat plaatst, moet u beginnen met de eerste pagina die u wilt
kopiëren. Wanneer u originelen in de ADF plaatst, moet u zorgen dat de eerste pagina bovenop ligt.
Als u het origineel op de glasplaat wilt plaatsen, zie Pag.63 "Originelen op de glasplaat plaatsen".
Als u het origineel in de ADF wilt plaatsen, zie Pag.63 "Originelen in de ADF plaatsen".
Als u op ander papier dan normaal papier wilt kopiëren, geeft u het gewicht van het papiertype dat u
gebruikt op in Gebruikerstools. Zie voor meer informatie de handleiding Het apparaat aansluiten /
Systeeminstellingen
.
1.
Druk op de toets [Home] linksboven op het bedieningspaneel en druk op het pictogram
[Kopieerapparaat] op het scherm [Home].
2.
Zorg ervoor dat er geen eerdere instellingen achterblijven.
Als er nog eerdere instellingen actief zijn, drukt u op de [Reset]-knop.
3.
Plaats de originelen.
4.
Geef de gewenste instellingen op.
5.
Voer het aantal kopieën in met de cijfertoetsen.
Het maximale aantal kopieën dat kan worden ingesteld is 999.
6.
Druk op de [Start]-knop.
Wanneer u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, drukt u op de knop [ ] nadat alle
originelen zijn gescand. Wanneer u originelen in de ADF plaatst, moet u voor sommige functies,
zoals voor Batch, mogelijk op de [ ]-knop drukken. Volg de aanwijzingen op het scherm.
NL CJS113
op de
67