CONTROLELIJST VOOR
DAGELIJKSONDERHOUD
Functionering vergrendelingssysteem
Functionering remmen
Motoroliepeil
Koelvloeistofpeil
Brandstoffilter/waterafscheider laten leeglopen
Conditie luchtfilter/zuiveringsinstallatie
Radiator & rooster op vuil controleren
Vreemde geluiden in motor
Vreemde geluiden tijdens het gebruik
Maaihoogte
Oliepeil hydraulisch systeem
LET OP
Voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de
machine, moet u deze op een horizontaal vlak plaatsen, de
parkeerrem inschakelen, de maaidekken volledig neerlaten,
de motor afzetten en het sleuteltje uit de contactschakelaar
nemen. Als de machine moet blijven lopen om onder-
houdswerkzaamheden uit te voeren of om de machine af te
stellen, moet u op veilige afstand van bewegende delen
blijven. Als de machine kort voor de aanvang van de onder-
houdswerkzaamheden in bedrijf is geweest, moet u de
motor, knaldemper, turbocompressor en radiator niet
aanraken, omdat zij heet genoeg kunnen zijn om letsel te
veroorzaken.
MOTOROLIE EN FILTER
De motor gebruikt alle typen hoogwaardige reinigingsolie
waaraan het American Petroleum Institute—API—de
"onderhoudsclassificatie" CD heeft verleend. De aanbevolen
viscositeiten voor de olie zijn:
OMGEVINGSTEMPERATUUR
–28,9° tot –6,7° C
–6,7° tot 40,6° C
40,6° C en hoger
N.B.: gebruik geen olie met meerdere viscositeiten.
Controle oliepeil
Controleer het oliepeil om de vijf bedrijfsuren.
1.
GESCHIKTE
VISCOSITEIT
SAE 10
SAE 30
SAE 40
2.
Hydraulische slangen op beschadiging controleren
Vloeistoflekkages
Bandenspanning
Functionering instrumenten
Conditie van de messen
Alle smeerpunten smeren†
Beschadigde lak bijwerken
†Onmiddellijk na elke wasbeurt, ongeacht het
voorgeschreven tijdstip voor de onderhoudsbeurt
Open de kap en houd deze met een kapsteun open.
Maak het linkerzijpaneel los en verwijder dit (Afb. 32).
Let erop dat de kapsteun stevig vastzit in een van de
bevestigingsbeugels op de kap.
Afbeelding 32
1.
Motorkap
2.
Linkerzijpaneel
3.
Sluitingen van de kap
4.
Sluiting van linkerzijpaneel
Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone
doek (Afb. 33). Steek vervolgens de peilstok helemaal in
de buis. Haal de peilstok uit de buis en controleer het
oliepeil. Het peil moet zich tussen de markeringen op de
peilstok bevinden. Als het oliepeil te laag is, draait u de
vuldop los (Afb. 34). Vul olie bij totdat het oliepeil het
bovenste streepje op de peilstok bereikt. NIET TE VOL
VULLEN.
Onderhoud
29