7.3 Aansluiting aan de kant van de
warmtebron
De aansluiting dient als volgt te worden uitgevoerd:
De glycolwaterleiding op vertrek en terugloop warmtebron van
de warmtepomp aansluiten.
Daarbij moet het hydraulische basisschema in acht genomen
worden.
OPGELET!
In de warmtebroningang van de warmtepomp moet de bijgevoegde
vuilzeef worden gemonteerd om de verdamper tegen verontreiniging te
beschermen.
OPGELET!
Er wordt aangeraden om de waterzijde met de optioneel verkrijgbare
debietschakelaar uit te rusten.
Bovendien moet een afscheider van microluchtbellen in de
warmtebroninstallatie worden ingebouwd.
Het glycolwater moet vóór het vullen van de installatie worden
vervaardigd. De concentratie glycolwater moet minimaal 25 %
zijn. Dit garandeert vorstbestendigheid tot ca. -14 °C.
Er mogen uitsluitend antivriesmiddelen op monoethyleenglycol-
of propyleenglycolbasis worden gebruikt.
De warmtebroninstallatie moet worden ontlucht en op dichtheid
worden gecontroleerd.
OPGELET!
Het glycolwater moet ten minste voor 25 % uit een vorstbeveiliging op
mono-ethyleenglycol- of propyleenglycolbasis bestaan en moet voor het
vullen worden gemengd.
7.4 Temperatuurvoeler
De volgende temperatuurvoelers zijn reeds ingebouwd resp.
moeten aanvullend worden gemonteerd.
Buitentemperatuur (R1) bijgesloten
Teruglooptemperatuur verwarmingskring (R2) ingebouwd
Teruglooptemperatuur primaire kring (R24) ingebouwd
Vertrektemperatuur verwarmingskring (R9) ingebouwd
Vertrektemperatuur primaire kring (R6) ingebouwd
7.4.1 Voelerkarakteristieken
-20
-15
Temperatuur in °C
Norm-NTC-2 in kΩ
14,6
11,4
NTC-10 in kΩ
67,7
53,4
15
20
25
30
35
2,9
2,4
2,0
1,7
1,4
14,9
12,1
10,0
8,4
7,0
De
aan
de
warmtepompmanager
temperatuurvoelers moeten overeenkomen met de in Afb. 7.1 op
pag. 7 getoonde voelerkarakteristieken. De enige uitzondering
geldt voor de buitentemperatuurvoeler
leveromvang de warmtepomp bevindt (zie Afb. 7.2 op pag. 7)
www.dimplex.de
-10
-5
0
5
10
8,9
7,1
5,6
4,5
3,7
42,3
33,9
27,3
22,1
18,0
40
45
50
55
60
1,1
1,0
0,8
0,7
0,6
5,9
5,0
4,2
3,6
3,1
aan
te
sluiten
die zich in de
452234.66.36 · FD 9205
Afb. 7.1:Voelerkarakteristiek NTC -10
Afb. 7.2:Voelerkarakteristiek Norm-NTC-2 volgens DIN 44574
buitentemperatuurvoeler
7.4.2 Montage van de
buitentemperatuurvoeler
De temperatuurvoeler moet zo aangebracht worden dat alle
weersinvloeden geregistreerd worden en de meetwaarde niet
vervalst wordt.
bevestiging aan de buitenwand van een verwarmde
woonruimte en indien mogelijk aan de noordelijke/
noordwestelijke zijde
niet in "beschutte plek" (bijv. in een muurnis of onder het
balkon) monteren
niet in de buurt van ramen, deuren, ontluchtingsopeningen,
buitenlampen of warmtepompen aanbrengen
in geen enkel seizoen aan direct zonlicht blootstellen
Voelerleiding: Lengte max. 40 m; aderdiameter min. 0,75 mm²;
buitendiameter van de kabels 4-8 mm.
SI 130TUR+
NL-7