9)
De sanitairwateroplaadpomp (M18) wordt op de klemmen
X2/N en X2/M18 aangesloten.
10) De grond- resp. bronpomp wordt aan de klemmen 2/4/6 van
K5 en PE aangesloten.
11) Bij de warmtepompen is een terugloopvoeler geïntegreerd.
Alleen bij gebruik van een dubbel differentiedrukloze
verdeler moet de terugloopvoeler in de dompelhuls in de
verdeler ingebouwd worden. Dan worden de enkele aders
op de klemmen X3/GND en X3/R2.1 vastgeklemd. De brug
A-R2 die bij levering tussen X3/B2 en X3/1 zit, moet
vervolgens naar de klemmen X3/1 en X3/2 verplaatst
worden.
12) De buitenvoeler (R1) wordt aan de klemmen X3/GND en
N1-X3/R1 vastgeklemd.
13) De
warmwatervoeler
waterverwarmer en wordt aan de klemmen X3/GND en N1-
X3/R3 vastgeklemd.
Alle leidingen moeten van achteren in het toestel ingebracht en
met kabelbinders aan de schakelkast bevestigd worden. Verder
moeten ze met de snoerontlasting beveiligd worden.
8
Inbedrijfstelling
8.1 Algemeen
Voor een inbedrijfstelling volgens de voorschriften dient deze
door een door de fabriek bevoegde klantendienst uitgevoerd te
worden. Onder bepaalde voorwaarden is daarmee een
verlenging van de waarborg verbonden (verg. garantie). De
inbedrijfstelling moet in de verwarmingsmodus gebeuren.
www.dimplex.de
(R3)
is
bijgevoegd
bij
452234.66.36 · FD 9205
8.2 Voorbereiding
Voorafgaand aan de inbedrijfstelling dienen de volgende punten
gecontroleerd te worden:
Alle aansluitingen van de warmtepomp dienen gemonteerd
te zijn zoals beschreven in hoofdstuk 7.
De warmtebroninstallatie en de verwarmingskring moeten
gevuld en gecontroleerd zijn.
De
vuilzeef
moet
warmtepomp zijn ingebouwd.
In de glycolwater- en verwarmingskring moeten alle
afsluiters,
die
belemmeren, zijn geopend.
De warmtepompmanager moet volgens de bijbehorende
de
gebruiksaanwijzing
afgestemd.
8.3 Werkwijze
De inbedrijfstelling van de warmtepomp verloopt via de
warmtepompmanager.
OPGELET!
De inbedrijfstelling gebeurt conform de montage- en gebruiksaanwijzing
van de warmtepompmanager.
9
Onderhoud / reiniging
9.1 Onderhoud
Om bedrijfsstoringen door opeenhoping van vuil in de
warmtewisselaars te voorkomen, moet ervoor gezorgd worden,
dat er geen vuil in het warmtebron- en verwarmingsinstallatie
terecht
kan
komen.
bedrijfsstoringen voordoen, moet de installatie worden gereinigd,
zoals hieronder beschreven wordt.
9.2 Reiniging verwarmingskant
Vooral bij het gebruik van stalen componenten kan zuurstof in de
verwarmingswaterkringloop
veroorzaken. De roest komt via ventielen, circulatiepompen of
kunststof buizen in het verwarmingssysteem terecht. Daarom
dient er vooral bij de buizen van de vloerverwarming op een
diffusiedichte installatie te worden gelet.
OPMERKING
Om afzettingen in de condensor van de warmtepomp te voorkomen (bijv.
roest) wordt aanbevolen, een geschikt systeem als corrosiebescherming
te gebruiken.We raden aan om diffusieopen verwarmingsinstallaties met
een elektrofysische corrosiebeschermingsinstallatie uit te rusten (bijv.
(bijv. ELYSATOR-installatie).
Ook resten van smeer- en afdichtingsmiddelen kunnen het
warme water vervuilen.
Indien de vervuiling zo groot is dat het de prestaties van de
condensor in de warmtepomp belemmert, moet een installateur
de installatie reinigen.
Volgens de huidige stand van kennis adviseren wij om te
reinigen met een fosforzuur van 5% of, indien er vaker moet
worden gereinigd, met een mierenzuur van 5%.
SI 130TUR+
in
de
glycolwaterinlaat
de
correcte
stroom
zouden
op
het
verwarmingssysteem
Indien
er
zich
toch
oxidatieproducten
van
de
kunnen
zijn
dergelijke
(roest)
NL-9