4.6 Warmtehoeveelheidsmeter
WMZ
4.6.1 Algemene beschrijving
De warmtehoeveelheidsmeter (WMZ 25/32) dient om de
opgegeven warmtehoeveelheid te registreren. Hij is als
toebehoren verkrijgbaar. Door de voorhanden additionele
warmtewisselaar
zijn
voor
warmtehoeveelheid twee warmtehoeveelheidsmeters nodig.
Sensoren
in
vertrek
warmtewisselaarleidingen en een elektronicamodule registreren
de gemeten waarden en brengen een signaal aan de
warmtepompmanager over, die afhankelijk van de actuele
modus van de warmtepomp (verwarmen/warm water/zwembad)
de warmtehoeveelheid in kWh optelt en in het menu
bedrijfsgegevens en historiek weergeeft.
OPMERKING
De warmtehoeveelheidsmeter voldoet aan de kwaliteitsvereisten van het
Duitse marktstimulansprogramma voor de bevordering van efficiënte
warmtepompen. Hij valt niet onder de ijkplicht en is daarom niet voor de
verwarmingskostenafrekening bruikbaar!
4.6.2 Hydraulische en elektrische
integratie van de
warmtehoeveelheidsmeter
Voor de gegevensregistratie heeft de warmtehoeveelheidsmeter
twee meetinrichtingen nodig.
De meetbuis voor de debietmeting
Deze
moet
in
(doorstromingsrichting in acht nemen) gemonteerd worden.
Een temperatuursensor (koperbuis met dompelhuls)
Deze moet in de warmtepompterugloop gemonteerd
worden.
De inbouwplaats van de beide meetbuizen moet zich zo dicht
mogelijk bij de warmtepomp in de opwekkerkring bevinden.
Afstand tot pompen, ventielen en andere inbouweenheden moet
vermeden worden, omdat opwervelingen tot vervalsingen bij de
calorimeting kunnen leiden (aanbevolen wordt een rusttraject
van 50 cm).
Behuizing warmtehoeveelheidsmeter - elektronica
In het vertrek
In de terugloop
www.dimplex.de
de
registratie
van
de
en
terugloop
van
de
het
warmtepompvertrek
L / N / PE
230 V / 50 Hz
24 V AC
N1 / IDX
Impuls warmtehoeveelheidsmeter
452234.66.36 · FD 9205
5
Transport
Voor het transport met een steek- of ketelwagen kan deze aan
de voorkant van het toestel onder de transportbeveiliging
aangebracht worden.
Het toestel kan voor het transport op een effen ondergrond van
achteren of voren met hefwagen of vorkheftruck opgetild worden.
Hiervoor is de transportbeveiliging niet absoluut vereist.
OPGELET!
De warmtepomp mag max. 45° worden gekanteld (in iedere richting).
Na het transport moet de transportbeveiliging in het toestel aan
de bodem aan beide zijden verwijderd worden.
OPGELET!
Voor de inbedrijfstelling moet de transportbeveiliging verwijderd worden.
Voor het afnemen van de behuizing moeten de verschillende
deksels aan de betreffende draaisluitingen geopend en slechts
lichtjes van het toestel weg gekanteld worden. Daarna kunnen ze
naar boven uit de houder getild worden.
6
Opstelling
6.1 Algemeen
Het apparaat dient principieel in binnenruimtes op een effen,
glad en horizontaal oppervlak te worden geplaatst. Daarbij moet
het frame rondom dicht bij de grond liggen om een passende
geluidsisolatie te garanderen. Is dit niet het geval, dan kunnen
bijkomend geluidsisolerende maatregelen nodig worden.
De warmtepomp moet zo zijn opgesteld, dat service aan het
apparaat
probleemloos
kan
gewaarborgd, indien er een afstand van ca. 1 m voor en naast de
warmtepomp gerespecteerd wordt.
SI 130TUR+
worden
uitgevoerd.
Dit
is
NL-5